Ik lees The City Builder van George Konrád. Een Engelse vertaling dus, omdat ik die van een ramsjplank plukte. Het kille zwart-witte omslag sprak me aan en ik lees graag over de stad. Ver ben ik nog niet, Konráds wonderschone proza moet ik verwerken met veel adempauzes en met een woordenboek ernaast, wat ervoor zorgt dat dit geen boek is dat ik in halfslaap en op halve hersencapaciteit kan lezen.
Toen ik een paar jaar geleden in belezen gezelschap vertelde van het woordenboek dat ik soms gebruik bij bloemrijk proza, werd ik meewarig aangekeken – Engels, dat is toch net zoiets als Nederlands? Ik had net zo goed kunnen verkondigen dat ik analfabeet was. Later liet ik me, van geen kwaad bewust, ontvallen dat ik net zo lief Nederlandse vertalingen lees en dat was nog erger. Je moet zo dicht mogelijk bij de bron zitten en kennelijk is Engels – zelfs als het een werk betreft dat vertaald is uit zeg, het Hongaars – altijd dichter bij de bron. Bovendien leek er omtrent Nederlandse vertalingen de mening gevormd te zijn dat deze altijd minder goed zijn dan Engelse, Franse of Duitse. Is dat waar? Ik kan het me niet voorstellen. Controleren kan ik het ook niet. Jan van Mersbergen schreef er eens mooi over.
Wat me vooral verbaasde was het prestigeverlies dat ik kennelijk leed bij het onthullen van mijn kennelijk al te magere talenkennis. Het deed me denken aan de tijd dat ik Duitse naamvallen moest stampen en volwassenen met artistieke sjaaltjes om hun nek (ik werkte op een markt bij de Amsterdamse grachten, even ter illustratie) om me heen te pas en te onpas verkondigden dat in hun tijd iedereen op z’n vijftiende al zes talen, waarvan twee dood, sprak.
Afijn (enfin). Ik lees Konrád, langzaam, gestaag, en probeer met mijn woordenboek nuanceverlies te voorkomen. Even deed ik het zonder, maar dat was zonde. Dan had ik nooit geweten dat duiven bij Konrád vleugels als roeispanen hebben en hoe een geliefde omschreven kan worden als ‘wraakzuchtig als een dwarsliggende waarzegster’*. Lekker.
*eigen amateurvertaling, alles onder voorbehoud
—
Roos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).