Een estafetteverhaal van Arjen van Lith en Gilles van der Loo, waarin protagonist Johannes Zanger alles riskeert om zijn geliefde oom Lenny uit de klauwen van het paramilitaire ANP te bevrijden. Een verhaal over vriendschap, liefde en hoogwaardige haarproducten; over persvrijheid, privacy en mannen met ballen van staal.
____________________________
Met veel geplons en gespetter word ik overeind getrokken. IJskoud water druipt uit mijn neus en prikt in mijn ogen. Wanneer ik ze opendoe, zie ik twee gemaskerde mannen over me heen leunen. De persagenten, schiet het door me heen. De persagenten! Ze zijn er nog steeds. Nog altijd lig ik vastgebonden op een plank in de kale verhoorkamer. Wat heb ik losgelaten? Heb ik ze verteld over de envelop? Over het geheim van oom Lenny? Over mijn vader en zijn helm? Ik weet het niet meer. Tijdens het waterboarden moet ik even zijn weggedommeld…
Terwijl de persagenten me terugslepen naar mijn cel probeer ik zo onopvallend mogelijk te voelen hoe mijn haar zit. Over de glans ben ik niet zeker, maar de groeven voelen als vanouds: diep en scherp vanaf de haargrens tot in de nek, regelmatig als een langspeelplaat. Een zucht van verlichting borrelt op uit mijn longen. ‘Stalen ballen, soldaat, stalen ballen’, denk ik bijna hardop. Van mij horen ze niets.
Iedere zoon gelooft dat zijn vader onsterfelijk is. Ik was daarop geen uitzondering. Hoewel ik ergens best wist dat hij een beetje achterlijk overkwam, was ik er net als ieder ander kind van overtuigd dat mijn vader de beste was. Zo kon hij bijvoorbeeld mooi tekenen. En hij was goed met dieren. Iedere week speelde hij een kaartspelletje met Pixie-Stardust-Chardonnay, de rottweiler van de buren. Die spelletjes eindigden niet zelden in verontwaardigd gekef en een paar gemene bijtwonden, maar mijn vader beet net zo hard terug, want hij had een ijzersterk gebit. Hij kauwde op alles. Soms, als hij had vergeten door te trekken, zag ik in de wc-pot de aangevreten resten van lijmdoppen, Kinder Surprises of een barbie-arm tussen zijn ontlasting drijven. Dat gaf me dan een trots gevoel. Mijn vader is misschien geen oorlogsheld, dacht ik, maar hij durft wél ergens zijn tanden in te zetten.
Oom Lenny had vroeger ook een goed gebit, maar dat hebben de nazi’s eruit geslagen – een strategische misser die niet veel later de Slag om de Maagden bij Oedenrode inluidde. Daar leidde een ontketende oom Lenny het verzet naar een belangrijke overwinning, waardoor de Waaldelta werd ontsloten voor de geallieerden.
‘Als oom Lenny zijn tanden nog had gehad, zou je nu op school nog steeds Mein Kampf moeten lezen’, zei mijn moeder altijd als ik klaagde over mijn huiswerk. Zelf sprak hij nooit over de oorlog. Wanneer die ter sprake kwam, hield hij zijn mond of snoof hij minachtend boven zijn soep. ‘Ouwe koeien’, mompelde hij dan, of ‘Wijvenpraat’, wat op hetzelfde neerkwam.
Na de oorlog droeg oom Lenny een kunstgebit van authentiek Afrikaans ivoor, afkomstig van een olifant die door prins Bernhard zelf was geschoten. Door zijn snor zag je er bijna niets van. Hij kon er heel grappig mee klapperen, maar verder was hij er erg zuinig op. Ooit, ver voor mijn geboorte, had hij zijn gebit tijdens een weekendje Kanaalzwemmen verloren in een golf Noordzeewater. Zonder pak of zuurstof heeft hij toen 40 meter gedoken om het weer op te vissen. Met bloedende oren en een stralende glimlach kwam hij aan in Dover.
‘s Nachts lagen zijn neptanden altijd in een glas Nicholson’s gin te ontsmetten. Daar was mijn oom heel precies in. Soms liet hij me de tanden aflikken voordat hij ze in zijn mond stopte. Echt fris smaakte het niet, maar het gaf me wel een warm gevoel van binnen.
Mijn moeder was de enige die de draak durfde te steken met het gebit van oom Lenny. De tandenloze tijger’, noemde ze hem dan, maar nooit als hij erbij was. Ze waren sowieso bijna nooit tegelijkertijd in dezelfde ruimte, behalve als oom Lenny bleef eten en natuurlijk die ene keer in mijn moeders slaapkamer, toen mijn oom zo hulpeloos geleken had. Verder meed hij mijn moeder als een kat een bak ijswater. Ze had macht over hem, een donkere magie die hem zijn krachten ontnam en zijn stalen ballen week maakte. Zo jong als ik was; ik zwoer ik dat mij dat nooit zou overkomen.
Op zijn beurt was mijn vader de enige die op geen enkele manier bevattelijk leek voor de krachten van mijn moeder. Haar priemende Vinger, haar allesziende oog en haar bestraffende toon troffen hem niet. Mijn vader kwijlde opgewekt door. Ik bewonderde hem daarom. Hij mocht dan misschien zwakzinnig zijn, maar dat maakte hem ook vrij en onaantastbaar. Daarom wist ik zeker dat de envelop met oom Lenny’s geheim bij mijn vader in goede handen was. Niemand zou onder zijn helm gaan zoeken. Bovendien ging zijn helm nooit af. Zelfs onder de douche hield hij hem op. Mijn vader koesterde zijn helm. Hij was eraan gehecht.
Iedere zoon denkt dat zijn vader de beste is, en iedere zoon komt er vroeger of later achter dat hij ongelijk had.
De dood van mijn vader kwam vroeg en onverwacht. Ogenschijnlijk was er niets aan de hand: mijn vader zat te kaarten met Pixie-Stardust-Chardonnay, mijn moeder was boodschappen aan het doen en oom Lenny deed een middagdutje. Ik weet niet meer wat ik aan het doen was, maar ik was boven in de badkamer toen ik een hoog gekerm hoorde. Eerst schonk ik er geen aandacht aan, maar toen de gil zich traploos een octaaf verhoogde – zoals een luchtalarm – sprintte ik naar beneden. In de serre lag mijn vader bloedend op de grond. Zijn nek stond in een rare hoek op zijn schouders en waar eerder zijn hoofd had gezeten, stak nu een bloederige prop haar en piepschuim half uit de muil van de rottweiler.
‘Los!’, krijste ik, maar de hond zette zich schrap en gromde diep. ‘Lós god-ver-domme!!’ gilde ik en greep mijn vader bij de knieholtes. Ik rukte en trok en wrikte, maar het beest gaf geen centimeter toe. ‘Ga dan ook niet óvertoepen, pap!’ jammerde ik tegen de bloedprop. ‘Ga dan iets anders doen. Een ander spelletje!’
Met mijn laatste krachten gaf ik een wanhopige ruk en hoorde een luide knak. Het lichaam van mijn vader verslapte, en de hond liet eindelijk los. Voldaan ging het beest naast het lijk liggen. Hij had zijn punt gemaakt: Pixie-Stardust-Chardonnay had het beste gebit van allemaal.
Arjen van Lith, 05 december 2015