Toen Adriaan Geuze in Zomergasten wees op de stuitende lelijkheid van het uitzicht vanaf de A4 kreeg ik medelijden met mezelf. Ik leef immers niet als Candide in ‘de beste aller mogelijke werelden’. Maar in een zeer lelijke. Ik lijd geen honger en heb geen builenpest, maar de voorzienigheid heeft mij in een tijdsgewricht en op coördinaten geplaatst die resulteren in een regelmatig over de A4 rijden. O horror! Dit overdenkend greep mij het bewustzijn aan van het volgende. In de 17e eeuw bestond er zoiets als ‘de kleine ijstijd’ een aantal zeer koude decennia die je bijvoorbeeld goed terugziet op de vrolijke schaatsgezichtjes op Leiden en Amsterdam van bijvoorbeeld Aert van der Neer. Maar als je een koukleum was, dan had je in die jaren toevallig een naar leven. Dit doorvoerend en specifiek op zoek naar wat je in een bepaald leven mee of tegen kan zitten, denk ik dus dat je in de optelsom van alle mensenlevens er 1 hebt die in zijn aards bestaan de meest fenomenale sterrenhemels heeft gezien, zeg een Onaanraakbare in een woestijnstad in wat nu Noord India is, in de 6e eeuw. Geen mens zag zoveel prachtige sterrenhemels als hij, we noemen hem bijvoorbeeld Aaditya.
Zo is er ook een man die de meest uitgelezen spijzen heeft genuttigd gedurende zijn bestaan, een bemiddeld Venetiaans handelaar in de 15e eeuw misschien. Je kunt jaloers zijn op het automobielleven van een Amerikaanse in 1952, lange lege wegen, mooie auto’s.
Een Perzisch heerser in 300 v. Chr heeft de meest afwisselende seks binnen 1 mensenleven genoten. De andere kant van het verhaal is dat bepaalde levens een ontstellende opeenstapeling van ellende hebben gekend. Er is ongetwijfeld iemand te vinden die de beurskrach van ’29 in Amerika heeft meegemaakt die hem zijn fortuin ontnam, waarna hij terug naar zijn Joodse ouders in Duitsland moest, een concentratiekamp overleefde en vervolgens in de Goelag belandde. Ik verlang naar Alfred Russell Wallace zijn voortdurende Maleisische Archipelreizen. Is er iemand te bedenken die meer diersoorten leerde kennen in zijn bestaan? In het Griekenland van de 4e eeuw v. Chr. heeft iemand geleefd die onder de blauwe hemel de spannendste en geestigste conversaties gevoerd heeft die binnen het bestek van een mensenleven maar denkbaar zijn. De mooiste opeenvolging van bloeiende meimaanden werd aanschouwd door een vrolijke domineesdochter in Zweden tussen 1753-1814. We kunnen het niet makkelijk nagaan maar objectief zijn deze superlatieve levens te verwachten. Ze zijn er.
En het is dan heel moeilijk verteerbaar dat wij misschien levens hebben met de afgrijselijkste uitzichten vanaf de wegen. En dan ook nog een zomergast die 376 keer ‘zeg maar’ zegt.
‘Wat zou ik niet geven voor de herinnering
aan een zandweg met lemen muren
en een rijzige ruiter die de dageraad vult
(lang en sjofel de poncho)
op een van de dagen van de vlakte,
op een datumloze dag.
[…]
(Jorge Luis Borges, ‘Klaagzang van de onmogelijke herinnering’, vertaling Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer)
————–
Menno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot. Houdt van Borges en zandwegen met lemen muren.