Ik las deze week Ongeloofwaardig, van Nikki Sterkenburg, over Dennis Abdelkarim Honing, een Nederlandse bekeerling die snuffelde aan het wereldje van de radicale islam, en die daar volgens eigen zeggen “van terugkwam”. Dennis was een tijdje terug hét gezicht van de polderjihadisten; ik heb dat even gemist, maar gelukkig heb ik hem nu alsnog leren kennen. Het boek werkt bij mij gek genoeg op de lachspieren. Dennis is een kwajongen met een klein hartje, een Ciske de Rat met djellaba en baard. Dol op zijn pa, die hem niet kon beschermen tegen zijn alcoholistische moeder. Zichzelf enorm overschreeuwend in zijn zoektocht naar aandacht. En bovendien gezegend met een enorme geldingsdrang. Dennis wil overtroeven. In slechtheid, daarna in vroomheid, later in mildheid.
Het begon allemaal in de Doggershoek, een jeugdgevangenis waar Dennis terecht kwam, omdat hij “tegen een Turk had gezegd dat hij een tasje van een oude vrouw moest stelen”. Anderen zaten daar omdat ze een moord hadden gepleegd, of een “beveiliger met kogels doorzeefd”. Dennis kwam er relatief onschuldig binnen (al geeft hij toe dat hij fouten heeft gemaakt, tasjes roven, al deed hij het niet zelf, vindt hij niet oké). Dennis legde in de Doggershoek een wietplantage aan (de cipier had zoiets nog nooit gezien). Maar belangrijker: Dennis raakte er onder de indruk van zijn islamitische medegevangenen die, hoe bad-ass ze ook waren, altijd met veel respect over hun geloof spraken. Hij verdiepte zich in de islam, en die beviel hem. Dennis: “Je krijgt (in Nederland) nog een boete voor fietsen zonder licht, maar er was geen wet die verbood dat mijn moeder alcoholist was. Nederland heeft alleen wetten voor op straat, maar de islam durft mensen aan te spreken op wat er in hun koelkast staat en hoe ze met hun familie moeten omgaan. Dat waardeerde ik.” Dennis hield vervolgens als enige van de hele Doggershoek de hele ramadan vol. En bekeerde zich kort na zijn vrijlating in een moskee in Haarlem. Dat was een mooi ritueel. Dennis herhaalde Arabische zinnen “vrij soepel” en werd daarna “door Marokkaanse opaatjes geknuffeld”. Vervolgens begon een lange zoektocht naar een moskee die hem beviel (te politiek, te weinig politiek, “hoge mate van simplisme”) En voor hij het wist behoorde hij tot een salafistische terreurcel, voor wie “de AIVD in het begin even een oogje dichtkneep”. Toch voelt Dennis zich uiteindelijk ook hier niet thuis. Geen muziek luisteren, bijvoorbeeld, bevalt hem niets. Muziek zou leiden tot onzedelijk gedrag, maar Dennis heeft nog nooit “een vrouw met haar kont zien schudden op een stuk van Bach”. Verder ergert Dennis zich aan het geloof in Djinns (“pertinente onzin”). Hij vindt theologische geschillen “gekift op de vierkante centimeter van het niveau van kinderen die ruzie krijgen in de poppenhoek”. Ook werken de salafisten volgens hem hypocriet samen met organisaties die mensenrechten hoog hebben zitten, en die heus niet zouden “staan springen als wij de sharia in zouden voeren”. Het eindigt ermee (ik wil het natuurlijk niet verklappen, maar ja, het staat op de kaft) dat Dennis wordt geëxcommuniceerd. Al had hij kort daarvoor zelf al geconcludeerd dat zijn geloof niet echt diep zat. Hij was teleurgesteld in de islam, in wat er gebeurt in Syrië, in het toestaan van slavernij, in het openlijke geweld.
Ik vind Ongeloofwaardig een heerlijk boek, dat voor mij valt onder irritainment. Het ergert me en bekruipt me: jongen jongen, denk ik, rustig nou toch, denk na, zoek hulp, praat met een psycholoog, waar ben je mee bezig? Ik ben dol op onsympathieke hoofdpersonages, dat wel. Maar deze is echt, en tegelijk bij vlagen zo dol dat het als fictie ongeloofwaardig (hee is dat niet de titel!) zou zijn. Als non-fictie is het misschien wel geslaagd, al vraag ik me af in hoeverre Dennis representatief is voor de jihadist. Als ze allemaal zoals Dennis zijn, hoef je in elk geval niet erg bang voor ze te zijn. Het geeft te denken: hebben ze niet gewoon een aai over de bol nodig? Iemand die ze aan tafel zet, en vraagt: lieve jongen, op wie ben je nou zo boos? Misschien is de les die we kunnen leren van Dennis Honing: we moeten wat meer liefde geven aan onze ontspoorde jeugd in detentie. Een dikke zoen, een knuffel, misschien is dat uiteindelijk toch wat ze nodig hebben.