Vloek

eagerly-i-wished-the-morrowIemand vertelt me een verhaal over een vriend van haar, die ooit een schedel stal. Dat gebeurde in Polen, hij was toen nog student. Nu woont hij in New York, inmiddels van middelbare leeftijd, en heeft spijt. Meer dan spijt; hij is ervan overtuigd dat al het ongeluk dat hem sindsdien is overkomen te wijten valt aan de schedel die hij jaren geleden stal. Hij wil de rustplaats die hij ooit verstoorde weer in ere herstellen – maar hoe kom je door de douane met een schedel in je koffer, in het Amerika van vandaag?

In Arizona staat een stenen bos, fossiele bomen van meer dan tweehonderd miljoen jaar oud. Ergens in dat bos ligt een vrachtwagenlading stenen, ooit meegenomen door toeristen en later weer teruggestuurd. Wegens gewetensbezwaren of omdat de dief ervan overtuigd was geraakt dat er een vloek op de gestolen stenen rustte. Die laatste gedachte was een self-fulfilling prophecy, een verhaal dat misschien niet was bedacht maar wel in stand werd gehouden door de beheerders van het park. Het is immers een beproefd gebruik om te claimen dat er een vloek rust op iets wat je niet zelf continu in de gaten kunt houden – ook Pompeii is van plan om een tentoonstelling te organiseren met de objecten die door toeristen om diezelfde reden weer zijn teruggebracht.

In het versteende bos liggen de gestolen stenen op een hoop bij elkaar. Ze worden niet teruggelegd op de plek waar ze vandaan komen, omdat dat het bos voor onderzoek bederven zou. Doorgaans heeft de dief die plek nauwkeurig beschreven, of zelfs aangegeven op een kaart in de hoop dat het bos weer in zijn oorspronkelijke staat zou kunnen worden hersteld.

Altijd te laat het verlangen om dat wat we hebben verstoord weer te helen, het gat dat we sloegen te dichten. Onszelf ongedaan te maken.

Wytske Versteeg schreef Dit is geen dakloze, De Wezenlozen & Boy (BNG Literatuurprijs). Haar 3e roman verschijnt deze herfst. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *