Steinz – gids voor de wereldliteratuur

Al uren blader ik door Steinz, gids voor de wereldliteratuur, dat deze week verscheen. Op een van de eerste pagina’s staat de kaart van Afrika, met in kaders per land en soms per regio uitleg over romans die er hun oorsprong vinden. Bij Congo wordt Joseph Conrads Heart of Darkness genoemd, net als Frederic Prokosch Storm and Echo. Bij Soedan staat Seizoen van de trek naar het noorden vermeld, de geweldige roman van Tayyib Salih.

In het boek zijn opgenomen 52 kaarten, 26 quizzen voor gevorderden en 416 rake korte biografieën van belangwekkende auteurs, met daarbij de invloeden op hun werk; zo ontstaat een metro-netwerk dwars door de stad van literatuur. Al snel begin ik een lijst bij te houden van alle onbekende auteurs en titels die ik tegenkom. Ontroering is een vluchtige emotie, een rilling die langs de nek naar het hoofd trekt. De eerste uren dat ik blader in de Dikke Steinz, zoals Pieter en dochter Jet Steinz hun boek hebben gedoopt, verkeer ik in een voortdurende staat van ontroering, omdat er zo ongelofelijk veel samenkomt in dit naslagwerk.

Een maand geleden kreeg ik van een tijdschrift het verzoek om een paar schrijvers te interviewen over de kunst van non-fictie. Onder anderen Pieter Steinz, die naast veel van fictie ook erg veel van non-fictie weet. De bedoeling was het kort te houden, net aan vierhonderd woorden.

Ik wist wie Steinz was, sterker nog: ik meende goed te weten wie hij was, want ik las al een tijd zijn knappe column in het NRC Handelsblad. Een krachtige symbiose tussen het hebben van ALS en een onuitputtelijke liefde voor boeken. De openhartige, op het oog bijna vanzelfsprekende waardigheid van die column verrast me keer op keer. De fysieke ontmanteling wordt trefzeker en onverbloemd opgeschreven. Soms sla ik de column daarom ook over. De woorden raken me te vaak, maken dat ik me kwetsbaar en weerloos voel, en dat wil ik niet.

TorinoMijn ex-vriendinnetje raakte in Italië eens in paniek. Ik was een espresso drinken in de stad en bleef drie uur weg. Toen ik terugkwam in het appartement, viel ze me huilend in de armen. ‘Ik dacht dat je dood was!’ riep ze verwijtend. ‘Dat je in de Po zou drijven.’ Ik was in een opwelling een religieuze optocht achterna gelopen die de hele stad doorkruiste.

‘Ik ga niet dood,’ beloofde ik haar toen. ‘Nog zeker vijftig jaar niet.’ Ik voelde dat het waar was en nog steeds verwacht ik oud te worden. Maar wanneer ik de columns van Steinz lees, schaam ik me voor mijn onnozelheid. De dood is een opportunistische guerrillastrijder die elk moment uit het struikgewas tevoorschijn kan springen. Wanneer leer ik dat eens?

Het interview dan. Mij leek dat Pieter Steinz betere dingen te doen had dan te worden bevraagd over de kunst van non-fictie. Ik twijfelde of ik hem zou benaderen, maar wist dat ik niet voor hem mocht besluiten. Ik vroeg me daarna af wat het handigst voor hem zou zijn. In persoon, telefonisch? Ook dat liet ik aan hem over. Het antwoord dat Steinz niet veel later stuurde, maakte dat ik een poos zwijgend naar mijn computerscherm keek. Ik herlas het meerdere keren, vertelde mensen erover. Onder de douche, de beste plek om na te denken, constateerde ik later die dag dat ik er toch eigenlijk ook maar weinig van begreep, van het leven. Hoe kostbaar het is, ik vergeet het te vaak. Soms jaag ik mezelf een week door omdat op vrijdag een feest wacht waar ik graag heen wil, of ik kijk zo uit naar een vakantie dat ik de weken die me ervan scheiden verwaarloos. Waarom doe ik dat?

Steinz’ antwoord op mijn verzoek tot een interview luidde: ‘Ik kan wel wat vragen beantwoorden, maar alleen via de mail, want door een spierziekte kan ik niet meer praten.’

Potverdomme.

Ik hield het bij een paar vragen, en dat vond ik al veel te brutaal van mezelf. Binnen vierentwintig uur kreeg ik afgemeten antwoorden terug, die ik zonder veel moeite in een interview kon omzetten. Steinz formuleert precies, de vele auteursnamen en titels haalde ik voor de zekerheid door google (want ik ken mezelf, ik spel de helft altijd verkeerd), maar alles klopte. Pieter Steinz’ toewijding en zorgvuldigheid verbaasden me. Aan de andere kant: het zijn precies deze zorgvuldigheid en toewijding die zijn werk van een constante hoge kwaliteit maken, die ervoor zorgden dat de Dikke Steinz zo’n uitmuntend boek is geworden.

In De Wereld Draait Door van afgelopen dinsdag was Steinz eregast. Hij sprak inderdaad niet meer, maar hij glimlachte de hele uitzending. Hij glunderde van trots toen dochter Jet De Dikke Steinz op tafel legde. Een vakboek dat op deze manier aan ruim 1,5 miljoen mensen werd geïntroduceerd, zonder dat de Steinzen concessies hadden hoeven doen ten behoeve van het grote publiek. Van een inhoudelijke versimpeling is geen sprake. Een naslagwerk over wereldliteratuur dat de grote massa bereikt, van de hand van iemand die al heel decennia de literatuur voor het voetlicht probeert te brengen. En dat boek is dan ook nog eens tot stand gekomen in nauwe samenwerking met zijn dochter – dat is toch prachtig, veel mooier kan het leven niet zijn.

—————-

roman helinski portretRoman Helinski (1983) studeerde Moderne Letterkunde en Journalistiek. Zijn teksten verschenen, en verschijnen, in, onder meer, Tirade, Hollands Maandblad, Hard gras, De Brakke Hond en Deus ex Machina. In 2014 verscheen zijn romandebuut, Bloemkool uit Tsjernobyl. Helinski werkt aan een nieuwe roman. Hij woont in Utrecht. Zijn jongste Tirade-publicatie vind je in Tirade 456.

Dit was de laatste Zondagse Gastblog van Roman Helinski. De redactie zegt: ‘Veel dank voor je bijdragen,  Roman, en graag weer tot lees!’

Volgende week: de Eerste Zondagse Gastblog van Mira Feticu.

Portret Roman Helinski: twitter.

Foto Pieter Steinz: NRC.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *