Mijn nieuwe boekje, Elders (novelle), kwam van de drukker. Met een omvang van een kleine tachtig pagina’s leek een presentatie me niet echt gerechtvaardigd, maar om de Onbewogen Beweger te bedanken voor zijn/haar Goddelijke inblazingen (in-spi-ra-tie), woonde ik gisterenavond een trompetconcert bij van Ibrahim Maalouf. Een lekkere, gelikte show; weinig echte jazz solo’s, verder een prima avond.
Maar waar hadden we het ook alweer over? Nergens over! Dit stukje moest nog een aanvang nemen. Gaan we.
Film: St. Vincent (2014).
Regie(speelfilmdebuut): Theodore Melfi.
Genre: sentimentele komedie.
Verhaal: Vin, Vincent, krijgt nieuwe buren. Een alleenstaande moeder en haar adoptiefzoon, Oliver. Moeder werkt in het ziekenhuis, dringt haar zoontje op aan Vin. Vin leert Oliver te leven en van zich af te bijten – hij neemt hem mee naar de paardenrennen en naar kroegen. Dan krijgt Vin een hersenbloeding, verliest zijn dementerende vrouw én bevalt zijn vaste prostituee van een meisje. Daarna leeft iedereen nog lang en gelukkig.
Zoals de meeste Europeanen en Amerikanen heb ik inmiddels een handvol films gezien waarin Bill Murray speelt – Ghostbusters (1984), Lost in Translation (2003), Broken Flowers (2005) en de relatieve Geheimtipp, Coffee and Cigarettes (2003) van Jim Jarmusch – en eerlijk gezegd veel ik hem alleen van harte in de films van Wes Anderson omdat zijn (Bills) acteren daarin ondergeschikt is aan de essenties van Wes. Murrays deadpan is de acteursvariant van het minimalisme in de letteren – en maakt, paradoxaal genoeg, vaak een pretentieuze en ijdele indruk.
Omdat Murray de acteur zoveel goodwill heeft, kan de regisseur van SV hem als volgt introduceren: Vincent (Murray) ligt in bed te roken. Onderwijl wordt hij geneukt door een zwangere, Oost-Europese prostituee die zegt dat ie maar es moet komen. Er zijn gemakzuchtiger manieren om sympathie voor je protagonist te wekken.
De handeling van St. Vincent komt op gang zodra Vincent op zijn buurjongetje Oliver moet passen. Het jochie wordt gepest – op school, op straat – en Murray leidt hem op in de geest van De Directeur uit Nanne Teppers De eeuwige jachtvelden (1995): ‘Een vent mot eelt kweken, en vechten leren as hij omhoog wil, want eenmaal boven laten ze de honden op je los en dan mot je weten waarom ze dat doen en dat lukt niet as je slaapwandelend boven bent gekomen.’ (p.33).
Nou ja, zie ook de titel van deze blogpost.
In de mooiste sequentie van SV rennen Vin en Oliver in slow motion – het ventje een plastic zak vol gewonnen papiergeld in de knuist – over de parkeerplaats van de paardenrennen naar Vin’s cadillac. Lekkere soundtrack eronder. De scène is nonchalanter gekaderd dan Wes Anderson zou hebben gedaan, maar hij werkt beslist.
Ook mooi: als Vincent Oliver ontzet van een groepje klasgenoten – de grootste pestkop wordt later Olivers beste vriend – grijpt hij een skateboard dat hij met een schreeuw doormidden breekt op zijn bovenbeen, de twee helften gooit hij achter de boefjes aan.
Oliver zit in een klas, op een school, waar alle (on)geloven verenigd en welkom zijn. Shine like the sun, staat er naast een lief zonnetje boven het schoolbord – en waar je je licht vandaan haalt doet er dus niet toe. Olivers onderwijzer – heel fijn gespeeld door Chris O’ Dowd – is katholiek, de ironische en tegelijk liefdevolle manier waarop hij zijn leerlingen bejegent, vormt wat mij betreft het eigenlijke hart van SV .
In het kader van hun levensbeschouwelijke vorming krijgen Oliver en zijn klasgenoten allemaal de opdracht om iemand uit hun omgeving voor te dragen als hedendaagse heilige. Hun keuze moeten ze toelichten op een podium in de aula van de school. Oliver blijkt zich te hebben verdiept in het leven van Vincent. Oliver stelt: een heilige is iemand die offers brengt voor anderen. En Vincent heeft gediend in Vietnam, hij zorgde acht jaar voor zijn dementerende vrouw en hij gedroeg zich als mentor en vriend voor Oliver.
Aan het slot van de film zitten de belangrijkste personages uit SV met elkaar aan tafel. Een soort van gezin dat is samengesteld uit een obese zuster en haar geadopteerde wijsneus, een Oost-Europese prostituee en haar baby en een Vietnam veteraan die herstelt van een hersenbloeding. Dat is het materiaal waarvan de heilige boeken helden maken.
Af en toe vang je een glimp op van het personage dat Vincent had kunnen zijn bij een minder kluchtige, minder conventionele benadering. De getraumatiseerde Vietnam veteraan die rouwt om zijn stervende vrouw en zijn verdriet verdooft door te drinken, te gokken en ruzie te zoeken. In een aantal sequenties draagt Vin een broek van camouflagestof: de oorlog hangt nog steeds om hem heen.
In deze vorm levert de film behalve een flink aantal grinnikjes en glimlachen, maar één interessant inzicht op. Zonder de opdracht van Olivers katholieke onderwijzer hadden de personages uit SV zich niet met elkaar verzoend. De film blaast zo oude waarden (naastenliefde, liefdadigheid) nieuw leven in en toont dat de kunst een onderafdeling van de theologie is. De hemel voelt zich blijkbaar nog altijd thuis op aarde. Wat zegt Oliver ook alweer tijdens zijn spreekbeurt over Heiligen? Uit wat voor hout zijn zij gesneden? Uit duurzaam hout:
‘Saints never give up.’
Eindoordeel St. Vincent: twee in de rijwind van je cadillac (cabrio, woodie) wapperende bandana’s. (2/5).
——
Volgende week: Daniël Rovers over Nanne Teppers De eeuwige jachtvelden (1995).
Coming soon: Jaap van Heusden verfilmt The Lame Shall Enter First van Flannery O’Connor.