De Kakapo en het engagement

Engagement. Het woord duidt, volgens het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek (hou je vast) ‘op de zelfopgelegde verplichting van de kunstenaar zich met zijn werk in dienst te stellen van een politiek, sociaal, religieus of moreel ideaal en zo mee te werken aan de verandering van de samenleving om dat ideaal te verwezenlijken.’ Vorige week riep schrijver Abdelkader Benali zijn collega’s ertoe op. Nederlandse auteurs zouden zich ‘en masse uit wat voor engagement ook teruggetrokken’ hebben.  

Benali doelt in zijn oproep heel expliciet op politieke stellingname; hij vraagt zijn vakbroeders ‘daadwerkelijk positie te kiezen’. Zelf geeft hij uiteraard het goede voorbeeld: opgetogen bedrijft hij al ‘twietend’ z’n engagement door de Israëliërs te omschrijven als ‘triggerhappy jeugd die zich een vrolijke weg knalt door families met achterlating dood en verderf’, en daarnaast facebookt hij af en toe gniffelend ergens een bom op te willen gooien. Of dit geëngageer werkelijk te maken heeft met nobele idealen of toch vooral, een tikje minder nobel, ten doel heeft zichzelf in de kijker te spelen, laat ik even in het midden. Ook ga ik even niet in op het minimale verschil tussen de twiet van een opgewonden Benali en die van mijn buurvrouw. 

Iets anders. Afgelopen week bekeek ik een anderhalf uur durende Ted Talk van schrijver Douglas Adams (vooral bekend van The hitchhiker’s Guide to the Galaxy), naar aanleiding van zijn boek Last Chance to See. Boek en Talk gaan over zijn trip rond de wereld om een glimp van een serie bijna-uitgestorven dieren op te vangen. Zo vertelt hij over zijn eerste oogcontact met het vingerdier (Aye-Aye lemur). Het vingerdier is een uiterst schattig beestje dat ooit ‘s werelds Dominante Opperdier was, maar geleidelijk aan door een andere diersoort werd verdrongen, een ‘veel intelligenter, competitiever, agressiever [dier], intens geïnteresseerd in alle dingen die je kunt doen met twijgjes.’ (Juist: de aap.) Het vingerdier stierf overal uit, behalve op Madagascar, want dat was een tijdje voor de verwekking van de eerste aap een eiland geworden, dus daar kon Aapmans niet komen. Tot 1500 jaar geleden dan, want door ‘opzienbarende ontwikkelingen in de twijgtechnologie’ bouwde de aap een boot. Met als gevolg, uiteraard, het vrijwel volledig uitsterven van het vingerdier. 

Adams neemt ons mee naar het eiland Komodo, waar de overal elders uitgestorven Komodovaraan regeert, naar de Galapagoseilanden met hun blauwvoetige Jan van Gent, naar China waar de Yangtze rivierdolfijn door geluidsvervuiling het leven zuur wordt gemaakt (intussen is de soort uitgestorven, SK), en naar Nieuw-Zeeland, waar hij ons kennis laat maken met een groene veerbaal, een soort kruising tussen een parkiet en een kip: de Kakapo. 

In Nieuw-Zeeland, zo vertelt Adams, leefden oorspronkelijk geen dieren. De enigen die het eiland alsnog konden bereiken, waren de gevleugelden – bijvoorbeeld vogels, bijvoorbeeld de Kakapo. Nu beviel het de Kakapo zo goed daar, dat hij het vliegen verleerde. Dat was toch al nergens goed voor, er waren immers geen natuurlijke vijanden te bekennen, dus gemoedelijk hupten de Kakapo’s vleugellam door het zorgeloze leven. Tot – het laat zich raden – de twijgspecialisten met hun bootjes op het eiland stuitten. Ras nam de Kakapopopulatie af (van honderdduizenden naar een stuk of veertig), wat niet bepaald werd gecompenseerd door hun merkwaardige voortplantingstraditie (heb je even tijd, bekijk dan in ieder geval Adams’ hilarische beschrijving van dat voortplantingsritueel), die er bij gebrek aan natuurlijke vijanden op berekend was vooral niet al te doeltreffend te zijn. Zich snel voort te planten ‘would be an inkakapo thing to do’. 

Dan, tot slot van zijn vermakelijke bijna-uitgestorven-dieren-speech, maakt Adams de brug naar ons mensen, twijgexperts, ooit op evolutionaire basis begonnen dingen te ‘maken’, tools, hulpmiddelen, maar daar, toen de existentiële nood tot nog geavanceerdere twijgconstructies afnam, niet mee zijn opgehouden, sterker nog: onze productie groeit en groeit. Zoals de Kakapo niet opgehouden is zich op miraculeus inefficiënte wijze voort te planten, ook niet toen de omstandigheden duidelijk om een ingreep vroegen, zo bleef de Mens bouwen, een wereld propvol superdeluxe tools stond hem voor ogen. En zo ontstonden daar: eierprikkers, parkeerautomaten, 3-in-1 wastabletten, magnetische boekenleggers, rugmassagestokken, iPads, ov-chipkaarten, snorfietsen, wimperkrullers (, passagiersvliegtuigen, luchtdoelraketten). 

Of we er de wereld mee kapotmaken? Welnee!, stelt Adams gerust, ‘met de wereld gaat het prima. De wereld heeft vijf periodes van massa-extinctie meegemaakt. We hoeven de wereld niet te redden, die is groot genoeg om op zichzelf te passen.’ Adams maakt een pauze. ‘Maar wat we ons wel af zouden kunnen vragen, is of de aarde in staat zal zijn onze aanwezigheid nog veel langer te verdragen.’ In de Tedzaal kun je een twijgje horen vallen. 

(Associatie met de Thule-trilogie van Thea Beckman, gelezen toen ik een jaar of twaalf was. Volkomen off topic, maar wat geeft dat. Beckman schetst de wereld na de Derde Wereldoorlog, die startte met een conflict tussen een paar naties en escaleerde toen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie elkaar vrijwel tegelijkertijd met nucleaire wapens begonnen te bestoken, wat een natuurramp tot gevolg had en de uitroeiing van vrijwel de gehele wereldbevolking. Het verhaal speelt zich af op Groenland, waar na de Grote Ramp het ijs is gesmolten. Om oorlogen in de toekomst te voorkomen, wordt het land – Beckman was een hardnekkig feministe – geregeerd door vrouwen; zonder legers, zonder wapens.) 

Dan nu, tot slot van mijn laatste Tiradeblog, richt ik het woord tot meneer Benali: ik ben het niet met u eens, gewoon pertinent niet. Het is niet zonder meer de taak van de schrijver om partij te kiezen, zijn ongenoegen in provocerende, ongenuanceerde, onbeargumenteerde twiets het net op te slingeren en daarmee olie op het toch al zo woekerende vuur te gooien. Het is niet mijn ambitie me als een kip zonder kop in de politieke ren te begeven (al was het maar omdat ik van politiek geen fluit verstand heb), niet om een scheidslijn te trekken tussen de Zielige Slachtoffers en de Psychopaten, de Good Guys en de Bad Boys. Wat ik dan wel nastreef? Vergeef me als het zoetsappig klinkt, wellicht is het naïef, maar ik hoop het oprecht. Ik hoop oprecht dat ik er als schrijver in zal slagen, al was het maar bij een kleine groep lezers, het besef te wekken dat we allemaal diezelfde aap zijn. Rus, Palestijn, Amerikaan, Israëliër, Amsterdammer, schrijver, soldaat, kind, schoolmeisje, leraar of president. Allemaal schipbreukelingen op hetzelfde rotte bootje. Genoeg engagement? 

Als u vindt van niet zie ik uw bom wel weer tegemoet. 

 

 

(Overigens ben ik van mening dat eenieder De Zondvloed van Jeroen Brouwers dient te lezen.)

______________________________________________________________________ 


 search
Dit was Shira Kellers laatste zondagblog. Tirade dankt haar voor de geweldige bijdragen. 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *