Waar te beginnen op de jacht naar je favoriete liefdesgedicht? Even sneupen in een dikke bloemlezing bracht mij op een versje van J.P. Guépin, dat ik alweer half was vergeten. Het heet ‘Intimiteiten’:
Wat blijft er over van het liefdesgebeuren
buiten de vier muren?
Onritmisch gebonk
van de bovenburen.
Ik citeerde dit vroeger wel eens, wat me niet altijd in dank werd afgenomen. Inmiddels ken ik wel wat meer gedichten uit mijn hoofd, maar dat zijn niet per se mijn favorieten. Met Shakespeares twintigste sonnet kan ik hier met goed fatsoen wel aankomen, maar uiteindelijk is dat gewoon goedkoop sentiment. Hooft, Gorter, een lapje schoollatijn, een flard Prévert – het doet allemaal uitstekend werk bij de borrel.
Jan Siebelink schijnt iedereen het bed in te kunnen kletsen met Mallarmé. Ik vind dat een prestatie van formaat. Wat zijn dat in vredesnaam voor oesters die daar intrappen? Sinds die keer dat ik mezelf met het oog op het bed ‘Amor’ van Oswald de Andrade hoorde voordragen brand ik daar mijn vingers niet meer aan. Bovendien, voor Gorter komt tegenwoordig niemand het bed nog uit, laat staan erin.
Het liefst zou ik hier mijn toevlucht nemen tot de teksten van Joni Mitchell. Alleen heb ik het al eens op deze plaats gehad over haar muziek en gedichten. Op het gevaar af dat ik dit stokpaardje dusdanig berijd dat er een doorgezakte pony van overblijft: Joni schreef de onsterfelijke regels You’re in my blood like holy wine / You taste so bitter and so sweet / I could drink a case of you / And I would still be on my feet. (Zou Siebelink dat al geprobeerd hebben?)
Mijn favoriete liefdesgedicht is geschreven door een ander stokpaardje, namelijk Jan Hanlo. Het stond in het tijdschrift Podium in de jaren vijftig. Als je het in bed zou declameren word je er meteen weer uit getrapt. Het begint zo:
kf cfou
apbmt ef mbvxf obdiu
apbmt ef xpmmfo wbdiu
wbo tdibqfo
aptmt wbo qjnqfst pohfebdiu
ffo hspfu nz xfm ffot ufhfombdiu
Ik geef toe dat er een zeer groot romanticus in mij schuilgaat, daar kan ik ook niets aan doen.
De sleutel tot het gefröbel hierboven gaf Hanlo in een PS onder een briefje: ‘je moet tegen Pappa zeggen dat in ’t laatste Podium die gekke woorden in mijn stukje geen gekke woorden zijn, maar geheimschrift.’ Neem steeds de volgende letter van het alfabet (behalve de a) en je krijgt een leesbaar gedicht. Volgens Hanlo zelf ‘een heel schoon gedicht’, en dat ben ik roerend met hem eens. Samen met zijn ‘Zo meen ik dat ook jij bent’ vind ik dit het mooiste gedicht.
je bent
zoals de lauwe nacht
zoals de wollen vacht
van schapen
zoals van wimpers ongedacht
een groet mij wel eens tegenlacht
zo blank als is er geen
als rijst als elpenbeen
als maanlicht
als zilver dat men krijgt ter leen
en af moet geven schier meteen
een veulen in de wei
dat lui ligt op zijn zij
te slapen
een oud paard is niet dikwijls blij
maar voor de veulens is het mei
je oog de winterwind
ofschoon wel meer bemind
en zachter
maar wijs en grijs en trots toch kind
die plaatsten waar je ziel begint