Op dit moment – terwijl u nog vol bent van nummer 453 – wordt er door de redactie gewerkt aan het volgende Tiradenummer. 454 zal voor een groot deel gewijd worden aan het in mei in Amsterdam te houden Amsterdams Poëziefestival. Ik als poëzie-analfabeet bewaar respectvol afstand bij de inrichting van het nummer, en probeer me van de kleine taak die ik heb zo goed mogelijk te kwijten.
Van ieder van de redactieleden zal een gedicht worden opgenomen, en aangezien mei de maand van de liefde is… Nou ja.
Ik weet niet hoe Marko zich erover voelt, maar voor Lieke is dichten aangetoond geen probleem. Martijn maakt nergens een probleem van, hij zal deze uitdaging aangaan met hetzelfde enthousiasme waarmee hij dagelijks zijn veters strikt, zijn tanden poetst en zijn vaste drie bladzijden Nietzsche uit het hoofd leert* nog voordat de rest van Nederland de ogen opent.
Een liefdesgedicht schrijven als je gelukkig getrouwd bent met degene waarvan je houdt is vreselijk lastig. Mocht een belangrijke ander nog niet weten van je gevoelens of er niet van willen weten, blij zijn met je gevoelens maar een terminale ziekte hebben, blij zijn geweest met je gevoelens maar liever met een ander verdergaan of overleden zijn, dan is het makkelijk.
Aangezien de deadline voor 454 voor de deur staat, heb ik me er de laatste dagen – Kom op Gil! Denk als Martijn Knol! Schouders naar achter! Grrrr! – aan gezet. Het pijltje is al bijna van mijn backspaceknop gesleten. Tot dusver heb ik dit:
Op onze eerste ochtend zei ik nooit naar het examen
van een gezamenlijk kind te zullen gaan
je antwoord, wat je verder zei,
niets wilde irriteren
gekmakend hoe je niet
voorspelbaar werd
je rolde naar me toe
als jonge lijven na het buitenzwemmen
waardoor opeens ook: zon en touw en natte planken
warme cassis, zonnebrand
een harde baddoek,
rimpelhanden…
soms vroeg je me
waarheen ik dwaalde
en ik haatte je dan niet
zoveel geduld, wilde ik weten,
wil ik nog steeds: waarom je bleef
Om wanhopig van te worden. Op het moment van schrijven doet het al geen recht meer aan mijn relatie of zelfs maar het begin ervan. Ik maak de dingen zowel te klein als te groot, en het einde is een inkopper. Ik weet ook dat Birre er meer van verwacht. In die zin is zo’n gedicht als het vinden van het perfecte cadeau voor iemands laatste verjaardag**.
Gelukkig heb ik één ding mee: ik heb het telefoonnummer van Lieke Marsman. En daarna bel ik Martijn Knol, om me moed in te laten spreken.
*Als u hem tegenkomt: vraag het eens. Ik geloof dat hij nu halverwege Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben is.
** Onmogelijk.