Aangezien ik nog steeds ‘Happy New Year’ van ABBA in mijn hoofd heb, leek het me een goed idee om mijn eerste blog van 2014 over geluk te schrijven.
Toen wij klein waren mochten mijn zus en ik op zondagochtend altijd een uurtje bij mijn ouders in bed kruipen. Dit zouden gelukkige momenten geweest moeten zijn, ware het niet dat ik me vooral herinner hoe na een tijdje soms een leeg, knagend gevoel zich meester van me maakte. Een gevoel dat in niets leek op alle andere gevoelens die ik al kende en kon benoemen: het was geen verdriet, geen woede, misschien dat het in de verte een beetje leek op verveling, maar dat leek me geen emotie, niet iets wat je ook lichamelijk kunt ervaren. Ik vond het in ieder geval een van de naarste gevoelens die ik tot dan toe had gehad: het maakte me ongemakkelijk en ik had geen idee met welke gedachtes of acties ik het stop kon zetten, al was het gelukkig vaak maar van korte duur. Op den duur werd ik te groot om nog bij mijn ouders in bed te kruipen en met het verdwijnen van dit zondagochtendritueel verdween ook het gevoel – heel lang dacht ik er niet meer aan.
Totdat ik, jaren later, na seks te hebben gehad met iemand van wie ik heel veel hield, vredig achterover de kussens in viel en het er opeens weer was. Zomaar, zonder zich aan te kondigen. Het gevoel dat alles zinloos was. Dat ik nooit meer naar iets zou verlangen. Op dat moment voelde ik me bovendien heel schuldig, want op zo’n moment hoor je toch zielsgelukkig te zijn, volledig met de ander versmolten, maar ik voelde me vooral leeg. Er zou nooit meer iets te winnen zijn. Later bedacht ik me dat ik me op die momenten misschien wel juist veilig gevoeld had – meer dan alles verlang ik er doorgaans naar om me veilig te voelen en inderdaad, als je hetgeen waarnaar je het meest verlangt bereikt hebt, valt er even niets te winnen. Totdat je uit bed kruipt, je je kleren aantrekt en de onveilige wereld weer instapt. Het gevoel is dan ook altijd meteen verdwenen.
Mijn veiligheidstheorie kwam echter op losse schroeven te staan toen ik een paar jaar geleden begon met het slikken van een anti-depressivum. De eerste maanden had ik ‘het gevoel’ namelijk bijna elke dag wel een paar keer. Op de fiets in de stad, tijdens het ontspannen op de bank zitten, tijdens het koken – terwijl ik juist zo blij was dat ik eindelijk weer door de stad kon fietsen, me kon ontspannen, en er in mijn hoofd toch een hoop blije neurotransmitters aan het werk geweest moeten zijn. Die bij mij geluksgevoelens teweeg moesten brengen. Toen ik me dat realiseerde bedacht ik me geschrokken: Wat als het gevoel dat er nooit meer iets te winnen valt geluk is? Wat als ik het gewoon al die tijd verkeerd geinterpreteerd heb? Als ik in die momenten bij mijn ouders in bed wel degelijk zielsgelukkig was, zonder het door te hebben?
In een van mijn lievelingsfilms, The hours, :
I remember one morning getting up at dawn, there was such a sense of possibility. You know, that feeling? And I remember thinking to myself: this is the beginning of happiness. This is where it starts. And of course there will always be more. It never occurred to me it wasn’t the beginning. It was happiness. It was the moment. Right then.
Dat vind ik altijd een heel mooi citaat over geluk, en een opvatting die veel meer strookt met de momenten waarop ik wel het idee heb gelukkig te zijn: geluk als het gevoel van mogelijkheid. Alles ligt open. Terwijl wat ik hierboven beschreef juist een gevoel van onmogelijkheid is. Maar als geluk het gevoel van mogelijkheid is, dan is het voor altijd ongrijpbaar, want gekoppeld aan iets wat nog moet komen, maar je weet niet wat – je kunt nu eenmaal niet in de toekomst kijken. Of is het juist gekoppeld aan het feit dat er nog iets moet komen, om het even wat? En betekent het ervaren van geluk dan per definitie het ervaren van het begin van geluk, omdat geluk altijd aan het begin van iets staat en het ervaren van niet-beginnend geluk zou betekenen dat er al een deel van de verwachting is ingelost, waardoor je niet langer het gevoel kunt hebben dat alles mogelijk is? En is het dan inherent aan geluk dat ze in het geheel genomen enkel haar eigen begin is omdat ze, als ze ook het moment na het begin zou zijn, logisch inconsistent met zichzelf zou worden? En hoe moet ik dan het gevoel noemen waarmee ik dit stukje begon?
Zomaar wat vragen met, denk ik, heel veel mogelijke antwoorden. Aan het begin van een nieuw jaar. Waarin nog van alles te verlangen valt.
PS. Als nieuwjaarsbonus het begin van Happiness (de film)