We doen zo verschrikkelijk ons best om de doden niet te vergeten. Op weg naar het Gardameer stoppen we bij een romaans kerkje met een klein, overvol kerkhof. De veelal marmeren stenen staan vol met namen, de graven liggen pal naast elkaar – de doden zijn niet alleen gestapeld maar ook schouder aan schouder gelegd. De zon is zomerwarm maar vanuit de bergen waait een ijskoude wind. Hier en daar zijn groepjes in de weer met de verzorging van de graven. Er wordt geveegd en gepoetst. Er worden bloemen ververst en kruisjes geslagen.
Ik loop wat rond. Vanaf de zerken kijken de geëmailleerde doden me aan. De meesten lijken min of meer onwetend van wat ze te wachten staat: ze weten natuurlijk dat ze gaan sterven, maar zijn er nog niet zo mee bezig. Ze kijken vrolijk, trots en tevreden. Soms vang ik de neutrale blik op die we reserveren voor paspoorten en rijbewijzen. Een enkeling lijkt wat verlegen of schuw.
Her en der vertaal ik flarden van de verhalen die de nabestaanden kennelijk nog wilden vertellen. …is aan haar aardse reis een einde gekomen… …veel te vroeg van ons weggenomen… Hoe groter het verdriet, hoe groter de woordenvloed: een 32-jarige vrouw wordt in lange, gebeitelde en met goud ingelegde zinnen beweend door een echtgenote wiens ‘smart niet te stelpen is’.
Dan kom ik bij een piepklein, rond perkje waar alleen wat marmeren zuiltjes staan. Ze zijn voorzien van koperen plaatjes met een minimale tekst die in alle administratieve eenvoud aangrijpender is dan het gejammer van de ontroostbare echtgenoot. Ik zie als residentiële blogger meteen mijn kans en noteer de namen. Hier zijn ze: drie lichaamloze doden die in het digitale flakkerlicht een paar tellen lang uw aandacht vragen.
Soldato Giovanni Bonanomi
Classe 1913
Caduto fronte Russo
Soldato Alberto Ricci
Classe 1914
Caduto fronte Greco
Soldato Luigi Invernizzi
Morto in Eritrea