Al enkele dagen ben ik verwoed op zoek naar papieren die bewijzen dat ik bevoegd ben onderwijs te geven aan middelbare scholieren. Die akten moet ik binnenkort aan de fiscus kunnen overleggen, omdat ik anders BTW-plichtig word voor alle lessen die ik buiten het reguliere onderwijs geef. Weer zo’n duistere, strontvervelende, nieuwe regel waarmee de overheid een kleine zelfstandige terroriseert. Werkelijk alle uithoeken van mijn huis heb ik, tot nu toe vergeefs, doorzocht om die verdomde documenten terug te vinden. Tijdens de speurtocht deed ik een verrassende vondst van iets waaraan ik 27 jaar geleden – de helft van het aantal jaren dat ik nu heb – was begonnen maar nooit had voltooid. Het manuscript van wat mijn eerste roman had moeten worden draagt de titel Amnèsia. Het is het verhaal van een zesentwintigjarige werkstudent – Arend – die in een roes van sterke drank en pillen een ernstig ongeluk krijgt en sindsdien aan episodisch geheugenverlies lijdt. In de periode van zijn moeizaam herstel voert hij gesprekken met een jonge vrouw – Nathalie – die beweert dat ze al jaren zijn vriendin is. Mensen die zeggen dat ze zijn naaste familie vormen, ontfermen zich over Arend. Om hem weer enig houvast te geven vertellen ze hem wie hij is, door welke eigenschappen hij zich kenmerkt, wat zijn liefhebberijen en ambities zijn. Hij hoort verhalen aan over het leven dat hij vóór zijn ongeluk heeft geleid. De persoon die ze beschrijven is nieuw voor hem, net als die wederwaardigheden. Maar met zijn lichamelijk herstel keert zijn geheugen ook langzaam terug. Zijn herinneringen komen eerst in schichten, later in meer samenhangende en verhalende verbanden. Dit herstel verzwijgt hij echter tegenover de medici en zijn directe omgeving. Hij veinst een blijvende ontreddering. Meer mensen die voordien belangrijk voor hem zijn geweest zoeken contact met hem en vertellen hem over de episodes die ze samen hebben meegemaakt. De kring van gespreksgenoten breidt zich uit tot enkele exen, vrienden, vriendinnen, jaargenoten, buren en medescholieren van weleer. Arend stelt indringende vragen aan zijn vertrouwelingen, alsof alleen zij hem zijn identiteit en geschiedenis kunnen teruggeven. Zijn werkelijke doel is echter zich een nauwkeurige voorstelling te maken van de persoon die hij in de ogen van anderen is. Naarmate men hem meer gedetailleerde antwoorden verschaft, neemt een nieuwe verwarring bezit van hem. Het portret dat anderen van hem schetsen, is veel minder rooskleurig dan het beeld dat hij van zichzelf koestert op grond van zijn onlangs weergekeerde herinneringen. Het brengt hem in diepe crisis. Zelden heeft hij er zo naar verlangd alles wat zijn eerdere leven aangaat weer te kunnen vergeten. Na lang twijfelen besluit hij te volharden in het door hem geveinsde geheugenverlies. Daarmee breekt hij feitelijk met zijn omgeving en met het verleden, in een poging helemaal opnieuw te beginnen.
Ik vind het thema nog steeds interessant. Maar dat ik het boek niet voltooid heb kan ik goed begrijpen. De romanstof is te reflectief, te ‘geestelijk’ voor me. Er is te weinig actie en avontuur. Daarbij komt het verhaal wel erg dicht bij mijn gedeprimeerde en twijfelende persoon uit die dagen. Ik had dit boek dan misschien niet willen schrijven, maar wel graag willen lezen.