Het dorp Rawagedeh op West-Java waar Nederlandse troepen in 1947 in totaal 413 slachtoffers hebben gemaakt door hevige beschietingen en standrechterlijke executie van mannelijke dorpelingen (jongeren inbegrepen) was er een uit een reeks. Er waren indertijd talloze verklaringen van militairen die uit gewetensnood het thuisfront berichtten over wreedheden en wandaden door eigen troepen tegen de bevolking bedreven. Weliswaar vonden die aanklachten in de jaren 1946-1950 soms hun weg naar de kolommen van doorgaans linkse bladen, maar veel commotie zouden zulke publicaties niet veroorzaken. Dat veranderde eind jaren ’60 toen het VARA-programma ‘Achter het Nieuws’ de oud-militair Joop Hueting voor de camera interviewde. Hij vertelde uitgebreid hoe Hollandse soldaten gevangen Indonesische vrijheidsstrijders stelselmatig de kogel gaven. De reacties op deze beschuldigingen waren zo heftig dat ook leden van de Tweede Kamer zich met deze zaak gingen bemoeien. Het leidde er tenslotte toe dat de regering begin 1969 een commissie installeerde die moest onderzoeken in hoeverre er inderdaad sprake was geweest van buitensporigheden van Nederlandse militairen tijdens de ‘politionele acties’. Een half jaar later kwam deze commissie reeds met zijn rapport dat sindsdien gewoonlijk als De Excessennota wordt aangeduid. Het betrof een eerste inventarisatie en uitwerking van wat hierover in de archieven van de regering en van toenmalige bestuursambtenaren en officieren was aangetroffen. Hoezeer deze nota ook incompleet mag heten, het aangedragen materiaal bevestigde dat de Nederlandse troepen dikwijls op uiterst gewelddadige wijze hadden geprobeerd het voormalige koloniale bestuur te herstellen, waarbij vele duizenden slachtoffers onder de bevolking waren gevallen.
De nota geeft onder meer een beeld van de pacificatie van Zuid-Celebes door speciale troepen onder leiding van commandant Raymond Westerling, aan wie speciale volmachten waren toegekend. Het was erg onrustig in het gebied. Een gezagsvacuüm na de Japanse capitulatie had ruimte gegeven aan allerlei criminele groeperingen. Maar ook had de jonge Republik Indonesia vanaf Java militaire eenheden gestuurd om het gewest tegen de Nederlanders op te zetten. Dat leidde tot een situatie van roof en terreur, waarop Westerling en zijn troepen reageerden met contraterreur. Eerder had de commandant spionnen naar het gebied gestuurd om in kaart te brengen welke personen tot de revolutionaire elementen behoorden. Als dat gebeurd was volgde een zuivering ter plekke. De speciale troepen omsingelden een dorp. Mannen werden gescheiden van vrouwen en kinderen. Vervolgens werd de groep mannen nader onderzocht. De spionnen wezen de mannen aan van wie ze vermoedden dat het rampokkers (plunderaars), strijders of sympathisanten van de Republiek waren. Ze werden zonder vorm van proces direct neergeschoten. De resterende mannen werden hardhandig verhoord en moesten andere ‘schuldigen’ in hun gelederen aanwijzen. Iedereen die men aanwees kreeg de kogel. Het grootste aantal doden bij één actie van de Speciale Troepen is waarschijnlijk gevallen op 1 februari 1947 in de kampong Galoeng-Galoeng (afdeling Mandar). Niet Westerling voerde daar het commando, maar onderluitenant Vermeulen. De nota zegt: ‘Tijdens de actie, op een tijdstip dat reeds een groot aantal executies was verricht, kwam het bericht dat in een naburige kampong drie militairen van het Detachement Speciale Troepen waren gesneuveld. De mannen uit die laatste kampong zijn toen bij elkaar gebracht, waarna in het wilde weg op hen is geschoten. In totaal zouden bij deze actie tussen de 350 en 400 slachtoffers zijn gevallen.’ In een later rapport is wel gesproken over ‘vuurpaniek’ onder de Nederlandse militairen, ter verklaring van de vele doden. Maar ieder weldenkend mens die deze summiere rapportage doorneemt begrijpt dat het hier gaat om represaille, een wrede wraakoefening vanwege de drie Nederlandse doden.
Rawagedeh op West Java en Galoeng-Galoeng op Zuid Celebes zijn wel vergeleken met het Vietnamese dorpje My Lai dat in 1968 door Amerikaanse soldaten werd uitgemoord. Naar verluidt vielen hierbij 504 slachtoffers. In tegenstelling tot de bloedbaden in de Indonesische dorpen werd het lot van My Lai reeds in 1969 bij het grote publiek bekend. De ophef was enorm en leidde wereldwijd tot grote protestbewegingen tegen de oorlog in Vietnam. Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië – de regering sprak liever van excessen – zijn pas later bekend geworden en hebben nooit tot veel ophef geleid. Of het moest zijn dat veteranen hun stem verhieven om zulke infame beschuldigingen met klem te weerspreken.