De dood van Misha Meijer

Sinds de scholen dicht zijn, fietst Nadim op maandagochtenden mee op mijn hardlooprondje door het Westerpark. Hij doet het met plezier, wat ik niet had verwacht omdat mijn jongen een geboren bankhanger is.

Onder het rennen doen we rekensommen of praten we Engels, wat hij veel leuker vindt. Toen we eergisteren langs het oude Sloterdijk kwamen was de wind er bij mij een beetje uit. Om mezelf af te leiden vertelde ik Nadim over mijn nieuwe boek: Dorp speelt zich af in een nogal persoonlijke versie van dit dijkdorp, en ik wees de huizen aan waar mijn personages wonen.

Gevangen in de verhaallijn vertelde ik verder, en kwam zo bij de dood van Misha Meijer, een fictieve jongen die door klasgenoten dun ijs op gejaagd wordt en verdrinkt. Terwijl ik praatte merkte ik hoe diep Nadim in mijn verhaal kroop. Aan het einde was zijn energieke ochtendbui omgeslagen in een droef zwijgen, het soort mist dat geen geluiden draagt.

‘Wat is er?’ vroeg ik. Hij schudde zijn hoofd, zijn gezicht nog witter dan het van nature ziet.

‘Naadje?’

‘Ik snap het niet,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik snap gewoon niet dat mensen zoiets doen. Als je ziet dat een kind geen vrienden heeft, ga je hem toch nooit zomaar doodmaken? Kun je nog een hoofdstuk schrijven, waarin Misha dan weer leeft?’

Ik probeerde uit te leggen dat mensen die anderen kwaad doen daar meestal een reden voor hebben, ook al kennen ze die zelf niet. Ik zei dat Dorp maar een verhaal is, dat Misha Meijer niet écht heeft bestaan. Nadim bleef stil, zijn ogen groot en vochtig. Toen we thuiskwamen en B vroeg wat er aan de hand was, begon hij te huilen. Echt troosten konden we hem niet.

Bij de laatste kus van de dag, voordat ik zijn leeslampje uitdeed, vroeg ik of er toevallig nóg iets aan de hand was. Of hij niet alleen boos was op die pestkoppen van Misha Meijer.

Hij knikte. ‘Misschien.’

‘Vraag je je ook af hoe je eigen vader zoiets heeft kunnen schrijven?’

‘Nou,’ zei hij, ‘het is toch helemaal niet nódig? Je hoeft die jongen toch niet dood te laten gaan?’

Ik drukte mijn voorhoofd tegen de plank die moet verhinderen dat hij uit zijn hoogslaper kukelt, en zei: ‘Zonder Misha Meijer en dat wak is er geen echte reden voor dit verhaal, staat de situatie niet onder druk. Sprookjes zijn toch ook vaak zielig? Het meisje met de tondelstokjes?’

Sinds een paar weken veegt Nadim zijn mond niet meer af na mijn kussen. Ik dacht altijd dat zoons die beginnen met het afvegen van hun mond dat blijven doen. Terwijl ik de deur van zijn slaapkamer achter me sloot dacht ik aan Misha Meijer, en voor het eerst in bijna vijf jaar werk aan dit boek voelde ik me schuldig aan zijn lot.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.