Biedt het binnenlandse krachtenveld in Turkije voldoende borg voor concentratie van macht? (3)
De centrale vraag in deze reeks is: hoe komt het dat de binnenlandse politiek Erdogans AKP de ruimte biedt voor concentratie van macht? In de vorige blogs heb ik twee factoren behandeld: de oppermachtige rol van de staat in de democratische driehoek, en het belang van patronage om van oudsher kiezers aan politieke partijen te binden. In dit blog sta ik stil bij de twee andere factoren, onschendbaarheid van de staat en de leiderschapscultus, die verklaren waarom Erdogans partij al 19 jaar ononderbroken aan de macht is gebleven.
De onschendbaarheid van de staat ligt besloten in de verheven statusdie de Turkic (Turkssprekende) volkeren aan de staat toedichten. De eerste sporen hiervan gaan terug tot de zesde eeuw na Christus, toen de Turkic volkeren Centraal-Azië bevolkten en nog niet massaal op de islam waren overgegaan. Het ging om een onschendbaarheid die niet ter discussie mocht worden gesteld. Men dichtte de staat immers een heilig karakter toe, dat omgeven was door diverse mythen en koste wat kost behouden moest blijven. Deze traditie leeft heden ten dage nog steeds en bewijst van tijd tot tijd haar kracht bij actuele kwesties zoals de terreurbedreiging door de PKK en ISIS.
De sociologische lijn die loopt van gezin en gezinshoofd (vader) naar stam en stamhoofd ligt tevens aan de basis van de verheven status van de staat voor de Turkic volkeren. De staat is één groot gezin en heeft de taak van het gezinshoofd overgenomen: hij beschermt de gezinsleden én mag ze straffen en belonen, het liefst op een rechtvaardige manier. De uitdrukking Devlet Baba (Vader staat) is in de Turkse politieke jargon stevig verankerd.
Het Turkse verleden staat vol voorbeelden waarbij machthebbers de verheven status van de staat gebruikten ten gunste van hun bewind, hetzij door te benadrukken dat zij de staat van de ondergang hadden gered, hetzij door te beweren dat de voortgang van de staat in het geding was. In het geval van Erdogan zien we beide: toen hij in 2002 met een absolute meerderheid aan de macht kwam zei hij dat hij een ruïne had overgenomen. Dat was terecht: een jaar eerder had een ongekend grote crisis de inwoners van het land zwaar getroffen en een lege schatkist achtergelaten. Erdogan bleef daarna, gedurende acht jaar van zijn bewind, trouw aan een hervormingsprogramma dat Turkije een voorspoedige economie bezorgde en hemzelf in binnen- en buitenland veel krediet bracht.
Gedurende de laatste tien jaar, terwijl het slechter gaat met de economie, zeker in verhouding tot wat hij heeft beloofd, houdt hij het volk voor dat de Turkse staat (en natie) verwikkeld is in een overlevingsstrijd. In een land waarvan de meeste inwoners het Verdrag van Sèvres[1] en de opdeling van Anatolië in hun geheugen hebben geprent, vindt dit nog altijd gehoor.
Allianties
De afgelopen twee jaar is de aanhang van de AKP in snel tempo geslonken. Als gevolg van de dalende inkomsten van de staat door de aanhoudende recessie, en het verlies van de grootste steden aan de oppositiepartijen – de CHP en de IYI – bij de laatste burgemeestersverkiezingen, heeft patronage zijn grenzen bereikt. Voorts maken de stijging van het opleidingsniveau van de bevolking, en de afnemende steun voor islamisering onder de jeugdige aanhang van de AKP, de manoeuvreerruimte van Erdogan steeds kleiner.
Velen houden het erop dat alleen zijn leiderschap de AKP nog staande houdt. Erdogan is er met zijn charisma in geslaagd de leiderschapscultus die in de Turkse cultuur ingebakken zit negentien jaar levendig te houden. Dit is geen van zijn voorgangers gelukt, met uitzondering van Atatürk, de stichter van de Turkse Republiek.
De leiderschapscultus is eveneens verbonden met staatsvorming en de mythen eromheen. De geschiedenis van de Turkic volkeren kent veel voorbeelden waarbij een stamhoofd opstaat en het volk in nood van ondergang redt, of het bevrijdt van het juk van heersers. De volgende stap is het vormen van een staat, als het belichaamde symbool van onafhankelijkheid. De laatste leider die in dit stramien past is Atatürk. Hij erkende het Verdrag van Sèvres niet en bevrijdde het land na een onafhankelijkheidsoorlog tegen de geallieerden en het Griekse leger.
De invoering van het presidentiële systeem twee jaar geleden, waarbij de president rechtstreeks door het volk kan worden gekozen en Erdogan de eerste president werd, heeft in de Turkse politiek een totaal nieuw fenomeen ingeluid: allianties. Omdat geen enkele partij in staat is 50% van de uitgebrachte stemmen te halen is krachtenbundeling tussen de politieke partijen noodzakelijk geworden. Bijna 90% van het electoraat is verdeeld tussen twee gelijkwaardige kampen.
Of de alliantie die de AKP met de rechtse Nationale Bewegingspartij (MHP) is aangegaan Erdogan bij de eerstvolgende presidentsverkiezingen in 2023 opnieuw aan de macht helpt is maar de vraag. Hij heeft de steun van de Koerdische HDP nodig. De samenwerking met deze partij heeft hij in 2015 vanwege haar banden met de PKK verbroken. De alliantie van de twee oppositiepartijen heeft eveneens de steun van de HDP nodig, maar wil om dezelfde reden als de AKP niet openlijk met deze partij in zee gaan. De HDP neemt niet openlijk afstand van de PKK-terreur. De oppositiepartijen zijn om deze reden bang een deel van hun aanhang van zich te vervreemden.
De komende twee jaar zal blijken of het Turkse politieke systeem zich uit deze impasse, die gepaard gaat met voortdurende polarisering, zal kunnen redden.
De foto is van het Mausoleum van Atatürk. Atatürk (letterlijk: de vader der Turken) ligt hier begraven en zijn graf wordt nog altijd dagelijks bezocht door Turken. Op zijn sterfdag (10 november) ligt om 9.05 het hele land een minuut lang stil.
[1] Het Verdrag van Sèvres was een van de verdragen die de geallieerden na de Eerste Wereldoorlog sloten met de verslagen landen, waaronder Turkije.