Balisch
Onweer, weerlicht, slagregens, regenzwerken;
bruin rijst de zee in de rivierravijnen;
dwaalgeesten waren om de lichte vlerken
en ‘s nachts ziet men uit de plassen manen schijnen.
De wereld gaat in aardbevingen werken;
er vallen muren om, bruggen verdwijnen,
de kleren stinken en de mensen merken
dat ook uit hen de geesten weg gaan kwijnen.
Maar om hun gang zweeft iets van zon en luchten
om verbrandingsvuren en paradijs-
vogels, die lijkentorens verluchten
met de bevlieging voor een verste reis,
waarbij men op hun veren weg kan vluchten
de hemel in op een gamelanwijs.
G.J. Resink