Op de veeboot uit de grote oost
Wij varen om de hoogste toppen van vulkanen,
die uitgeblust boven de zondvloedzeeën staan.
Duizenden meters diepte en millioenen manen
tijd aan bovenzees leven zijn hier heengegaan.
Wat boven dreef leidt slechts naweeënbestaan
en daar stropen wij dan nog wat reuzevaranen,
papegaaien, apen, huiden van leguanen,
paarden en runderen van veedrijvers vandaan.
Als ‘s avonds ook de zon voor eeuwig gaat verdwijnen,
droomt ieder zich de jacht in het oudst ivoor,
maanhorens op het spoor, dat reemelkwegen schijnen
te hebben uitgespikkeld heel de nanacht door.
Steeds inniger verward in dit ultiem bestaan
lacht een unieke koe, neuriet een laatste traan.
G.J. Resink