Stijl
door Leo Vroman
Ik heb een 8 millimeter breed stukje kleurenfilm onder de microscoop gelegd om te kijken of ik het snuitje van een van onze twee kinderen erop kon herkennen. Het kwam te zien als een pointillistisch schilderijtje waarin zelfs de contouren van het papwangetje door de rondkorreligheid van de filmemulsie tot sierlijk gebogen vlakken waren verbogen.
Als ik op regenachtige dagen door het met rechthoekige plekken water en roest gevulde horregaas naar buiten kijk, ontaarden de beige, bruine en rode huizen met wat groen tot een schilderij van deze eeuw, in de moderne zogenaamde ‘corroded’ stijl uitgevoerd.
Ik ben ervan overtuigd, dat een welgemikte kleurenkiek, na het ontwikkelen, of zelfs daarvoor, onderworpen aan diverse natuurverschijnselen zoals kokend water, ultrasound, modder en kreukeling, een uitmuntend schilderij moet opleveren. Zelfs over het mikken met de camera behoeft men zich niet te veel zorgen te maken. Dit kan spoedig aan de wiskunde worden overgelaten. De balans van kleuren die ons het aangenaamst voorkomt is een werkelijke balans die wiegt om het middelpunt of de verticale middellijn van ons gezichtsveld en van ons schilderij. Speelsgewijs en om de ernst van andere zaken te verjagen, heb ik wel eens een stuk karton aan zijn middelpunt opgehangen. Andere rechthoekige stukjes karton had ik effen gekleurd: rode, groene, blauwe, gele. Eerst gooide ik een paar stukjes rood karton op het bungelende stuk en verschikte ze dan tot dit weer horizontaal hing; toen volgden de andere, kleur na kleur. Ten slotte had ik een abstract schilderij dat, ten minste wat kleur-evenwicht betrof, goed was gebalanceerd. Het zou de welopgeleide electronici niet moeilijk dienen te vallen, een televisiecamera met enkele filters en enkele integrerende densitometers plus een electrische computer-analyzer te ontwerpen, die voor ons naar een stilleven bijvoorbeeld kan kijken; wanneer men dit ding nu eerst op ‘controle’ zet, bijstelt tot de wijzer op nul staat, en dan op ‘test’, kan men na enkele seconden de volgende formatie uit het spleetje S ontvangen: ‘nog ontbrekend… langwerpig veld groen… 10 cm van benedenrand – 19 cm van linkerrand… klik… blauw en rood zijn gebalanceerd.’ Een voldoend intelligente schilder zal dan onmiddellijk beseffen dat een ongekookte tuinboonpeul in het kopje T precies aan de eisen voldoet. Zorgen dat de plastic bobbelplaat, die voor de vertekening moet zorgen, niet verschuift gedurende de opname; knip; en kunst.
Dezelfde kant kan het met de litteratuur opgaan. Een thesaurus kan op magnetisch tape worden geregistreerd op zulk een wijze, dat alle synoniemen naar gelang van hun stemming worden gerangschrikt. Neem daarna een eenvoudig nieuwsbericht, zoals: ‘Bij het verlaten van zijn huis in de Kerkstraat kwam de heer A lelijk te vallen. Zijn hoofd raakte een steen en hij verloor het bewustzijn. Zijn dochtertje Aal, die het ongeluk zag, zeide dat hij over een bananenschil was uitgegleden.’ Voeren we dit aan de stemmingsmachine en zetten we het knopje 1 op ‘somber’ en het knopje 2 op ‘eng’, dan komt na 25 seconden het juiste antwoord: ‘Bij het ontvluchten van zijn spelonk in de Kathedraalschacht kwam de harige reus AA afgrijselijk neer te suizen. Zijn kop donderde tegen een rotsblok en hem ontspatte alle besef. Zijn wijfjeswelp Paling, die de wereldramp begluurde, krijste dat hij over een klapperpapmassa was kapotgeslipt.’
Op ‘luchtig’ ingesteld, zou het zelfde bericht natuurlijk luiden: ‘Wegtrippelend uit zijn nestje in het Kapellesteegje, kwam kereltje a grappig te tuimelen. Zijn kersepitje kuste een kiezeltje en hij viel in slaap. Zijn telgje Botervisje, die de grap bewonderde, lispelde dat hij over een peuleschilletje was gesuld.’
De keuze van instrument in de beeldhouwkunst en in de muziek, en de vertekening van harmonie, kunnen eveneens worden berekend voor ieder gewenst effect en dan gemechanizeerd. De kunst van tot nu is als het ware geproduceerd door de kunstenaar alsof hij een apparaat was met zijn knoppen in één onveranderde positie gedurende de gehele productie. De eenheid welke zijn product daardoor bindt, noemt men ‘stijl’. Het enige wat de geoefende artist behoefde te doen, was rond te speuren tot hij een onderwerp vond dat bij zijn stijl paste. Maar ook al vond hij dan een inwendige wereld om zo uit te drukken, dan bleef gedurende het werken hieraan zijn instelling onveranderd; en het Ik trad naar
buiten met een uniforme structuur, zoals de bos gehaktwormen uit de starre gaatjes van een vleesmolen. Er waren tekenen van leven, maar niet van belevenis in zijn vervormingen.
Zoals ik al eens ergens anders heb geschreven, is de onveranderlijkheid van stijl ook voor het publiek slaapwekkend. Het ‘zuivere’ gedicht is misschien nog het best te verdragen, mits het kort genoeg is om te blijven afsteken tegen de prozaïsche werkelijkheid. Onze zintuigen werken alleen dank zij contrast: was alles hetzelfde, dan bestond er niets. Een voor ons ondenkbare en saaie toestand, ook al was de stijl, de materie van een dergelijke grauwe papperige mist in principe heerlijk. Niet alleen in kleur, toon en gedaante hebben we tegenstelling nodig, maar ook in sentiment. De meest levende muziek zou niet die zijn, na welke wij door een applaus uit onze trance ontwaken, maar die in welke dergelijk ontwaken en inslapen veelvuldig is ingebouwd. Het is waar dat de slaaplust een der meest aangename lusten is, en een waaraan wij niet te midden van een onophoudelijke levendigheid zouden kunnen voldoen. De stadsmens lijkt niets heerlijker, dan te liggen op een eindeloos strand, turende in de eindeloze blauwe hemel, luisterende naar de eindeloze oceaan. Maar wie, aldaar gelegen, niet na enkele minuten indommelt, ondergaat een veranderlijkheid van zijn waarnemingsvermogen dat vanuit zijn eigen persoon de eentonigheid verbreekt; en zijn op iedere tegenstelling spitsende zintuigen speuren naar het verre lachen van een kind, naar het overzeilen van een hoge meeuw die deze symbolen of voorbodes van de eeuwigheid beperken. Want alleen in contrast met iets tijdelijks heeft het eeuwige voor ons nodige gedaante, ook al is deze dan al niet meer die der pure eeuwigheid.
Het meest eeuwige waaraan we worden onderworpen is de werkelijkheid zelf. Ook deze is iets zo voortdurends, dat hij geen waarneembaar begrip, geen gedaante meer voor ons heeft sinds we de kinderlijke verwondering zijn ontgroeid. Alleen een wonder, de gebeurtenis van een onwerkelijkheid, kan ons doen beseffen dat er een totaliteit rond ons heeft bestaan, die nu opeens is verbroken. Wie wel eens een hoofdje uit een kiekje heeft geknipt, en het geplakt op een der talloze lijven in een ander kiekje, moet hebben gemerkt hoe plotseling de wereld zich rondom dat vreemde hoofd aaneen scheen te sluiten. Korte verbrekingen van de werkelijkheid zijn de enige verrassende eilanden waaraan we de snelheid van de stroom der eentonigheid die ons meesleurt kunnen meten.
Maar wat we ook tegenwoordig zijn: blind voor wonderen of beroofd van hen – kunst is nu nog de enige eenvoudige gave waarmee we de werkelijkheid kunnen onderbreken, of waarmee we ons van de krampachtig aanhoudende druk der realiteit kunnen verlichten door het zwaartepunt, de nadruk van onze wereld zo nu en dan ietwat te verplaatsen. Ons heelal geeft hiertoe alle kans. Het is zelf, zo komt het ons voor, realistisch, impressionistisch, surrealistisch en abstract. Onze waardering voor zijn eeuwigheid van wisselvalligheden zou groter zijn als wij de durf bezaten, mee te wisselen. Het kan niet vruchtbaar zijn, om sommigen voor te bestemmen tot levenslang berekenen, en anderen tot het uitdrukken van hun gevoelens. Duizende schrijvers en schilders hebben onvindbare tijd verloren, door tussen hun ‘inspiraties’ in, te ijsberen, te worstelen tegen banaliteiten, wild rond te speuren naar die zinsloop, die vorm om uit te drukken wat, eerlijk onderzocht, niet eens aanwezig was, op dat ogenblik.
De tijd is misschien gekomen om een stap verder te gaan tot de eerlijkheid waarmee een kunstenaar zich dient uit te drukken; tijd om het prozaïsch moeras, waarin een dichter temidden van een werk neer kan struikelen, te benutten, desnoods te ontleden, in ieder geval te vertegenwoordigen. Er zou iets zeer verrijkends zijn aan het soort schilderij dat in de keuken kan hangen, dat zich voor een deel door afgebeelde potten en pannen camoufleert, en zich op andere plekken van het doek schokkend aan de werkelijkheid ontworstelt.
En er moet een kans zijn voor het kind, dat onder de aardrijkskundeles naar buiten staart, en bijna voelend hoe de aarde draait, de leraar niet meer hoort.