Boekenoorlog op het kerkhof
door L.Th. Lehmann
Voor mij ligt een groot Amerikaans blad, getiteld ‘Ladies’ Home Journal’, in kleine lettertjes staat onder deze titel: the magazine women believe in. Zoals in zulke bladen gebruikelijk is, staan er verhaaltjes in met één heel grote gekleurde illustratie. Om één van die verhaaltjes is het mij te doen. Ik wil u de naam van de schrijfster ook niet onthouden, want het is onwaarschijnlijk dat u die ooit ergens anders tegen zult komen, die is Nelia Gardner White. De titel van het verhaal is ‘Hank and Julie and Dylan Thomas’. Als u nu de inhoud van het verhaal al hebt geraden, raadde u juist; Hank is meer geïnteresseerd in Dylan Thomas dan in Julie en Julie bestrijdt dit trieste verschijnsel met succes. Hank maakt zelfs een gedicht over Dylan Thomas, waarvan Nelia ons het begin niet onthoudt:
Julie zegt eigenwijze dingen als: ‘I’m more fun than Dylan Thomas – he’s dead’ en heeft waarschijnlijk gelijk. Hank zegt wijze dingen als ‘Everybody aught to be a poet or a painter on the side’, en hij heeft waarschijnlijk ongelijk. Tenslotte moet ik Nelia Gardner White nog een compliment maken. Zij toont nergens enig persoonlijk oordeel over Dylan Thomas, alles blijft voor rekening van Hank.
Men kan mij vragen waarom ik bij deze zaken stilsta en het antwoord is nieuwsgierigheid, ik wil zelf graag zien en desnoods verder vertellen tot welke uithoeken de ‘dingen des geestes’ wel vermogen door te dringen. Het is ook merkwaardig voor mij om mij te herinneren hoe ik enige maanden geleden in een Nederlands litterair tijdschrift van een goed dichter (helaas ben ik vergeten welk en wie) een gedicht zag, minder doodernstig en opzettelijk, waarin Dylan Thomas genoemd werd in termen, die zowel qua beeldspraak als strekking een merkwaardige overeenkomst vertoonden met die van Hank!
Kortom, Dylan Thomas is echt beroemd, internationaal en sacrosanctelijk, zo echt beroemd dat men hem waarschijnlijk niet zo erg veel leest, zoals dat hoort bij heel echte roem. Dit is helemaal niet zo gewoon als men
wel kon denken, vooral waar hij beroemd is als dichter alleen, niet als held, niet om een speciale romantisch geachte achtergrond (al zijn er natuurlijk lieden die hem als typisch welsh en zodoende keltisch willen poneren) er is natuurlijk de kant ‘poète maudit’, maar ook dat gaat niet geheel op, want, en dat is op zichzelf ook weer iets bijzonders, het vreemde gedrag van Thomas is pas na zijn dood alom beroemd geworden en Thomas als dichter was al beroemd voor zijn dood. Een vrij zuivere roem, mag men zeggen, als er zo iets bestaat. Men denke in tegenstelling eens aan wat voor andere dingen een ander internationaal beroemd dichter, Byron, behalve poëzie, te bieden had, waardoor hij tot in Rusland de fratsen inaugureerde, die ons nu soms nog als ‘culturele’ oprispingen, genaamd ‘de russische ziel’, opgedrongen worden.
Er is in dit geval meer plaats voor reputatie dan voor legende, en men weet niet goed, of wat er aan legende bestaat, is aangewakkerd of in de kiem gesmoord door het nogal geruchtmakende boek ‘Dylan Thomas In America’ van John Malcolm Brinnin. Er is indertijd tegen dit boek groot bezwaar gemaakt, o.a. door Dola de Jong in Litterair Paspoort, zij noemt het ‘het meest verachtelijke roddelverhaal, het grootste verraad van vertrouwen en het meest nutteloze geschrijf van een zwakke man die zich wilde schoonwassen van innerlijke schuld, de rancune voor nooit bevredigde sexuele verlangens, enz.’ Dit zijn sterke woorden, ik kan ze begrijpen maar niet geheel navoelen. Het boek maakte mij meer verbaasd dan boos. Ik neem aan, dat Brinnin niet loog, dat hij, afgezien van interpretatie, inderdaad feiten weergeeft. De gebeurtenissen zijn tenslotte van recente datum en als hij onjuistheden vertelde, zijn er velen, vermoedelijk in zijn directe omgeving, die hem op de vingers kunnen tikken. Het lijkt mij dus als een paal boven water te staan dat Dylan Thomas, groot dichter of niet, een vrij onmogelijk persoon was om mee om te gaan, zo iemand van wie men de humor, charme en intelligentie wel degelijk weet te waarderen, maar gaarne mist omdat men voor allerlei wissewasjes te hulp moet komen, urenlang zich moet verdiepen in zijn zelf gecreëerde moeilijkheden, zenuwslopend moet wachten omdat hij afspraken niet of net nog wel nakomt, en bij wie het eenvoudigste sociale verkeer het verzwelgen van een op zijn minst vermoeiende quantiteit alcoholica meebrengt. Ik weet niet goed hoe Brinnin, als hij toch een boek over Thomas schrijft, deze dingen niet had kunnen schrijven. Tenslotte zijn dit de soort bijzonderheden, waar men vijftig jaar later bij het lezen van een biographie van een beroemd man naar zit te snakken en waar dan zo moeilijk aan te komen is. Dola de Jong noemt een stuk van Faulkner, dat volgens haar ‘quasi-biographen boven hun bed moesten hangen’ en dat gaat over ‘privacy’. Ik heb dit stuk helaas niet gelezen, maar wil wel opmerken dat ik niet bijzonder ingenomen ben met de huidige ‘privacy’ cultus (ook al zo’n triest erfstuk uit de romantiek). Privacy kan men laten gelden tegen lastige en vijandige lieden, wie de god privacy aanroept tegen iedereen is ‘fit for treasons and stratagems’. Blijft dan de vraag, wat zijn de lezers van een boek over iemand ten aanzien van die iemand en zijn omgeving. Antwoord: onbekenden die men toch nooit ziet.
De verhouding van Brinnin tot Thomas moet wel merkwaardig zijn geweest en ik geloof niet dat ik met vlotte interpretators altijd mee zou willen gaan. Brinnin is wat men zou kunnen noemen een kleine intellectuele middenstander, wat in het begin van het boek niet onvermakelijk tot uiting komt. Hij heeft Dylan Thomas voor het eerst op het vliegveld Idlewild ontmoet en vervoert hem per auto naar New York, onderweg rijden ze door een tunnel en Brinnin zegt gemoedelijk tegen de pas gearriveerde: I can never help shuddering a little when I have to go through one of these passages, do you suppose it has something to do with the memories of birth trauma? en: Dylan snorted. We sympathiseren daarmee, wat kan men ook anders doen als men zo onverwachts om zijn deskundig oordeel gevraagd wordt? Onze sympathie stijgt als even daarna Thomas nog een soort van antwoord vindt ook.
John Malcolm Brinnin leidde een vol litterair leven en door hem kwam Dylan Thomas in aanraking met ongeveer iedereen die wel eens wat schreef in Amerika, benevens met andere beroemdheden, b.v. Charlie Chaplin en Igor Stravinsky. Daarbij heeft hij Dylan Thomas door de lezingen, die hij arrangeerde in allerlei plaatsen, flink wat geld laten verdienen. Hij heeft dus inderdaad vrij veel voor hem gedaan, maar waarom, vraagt men zich af, als dit zo’n moeizame en vaak ondankbare taak is, houdt hij zo stug vol, is hij kindermeid, en confident bij Thomas’ buitenechtelijke amours. Men voelt vaak genoeg dat hij met een gerust geweten de grote man in zijn zwaar alcoholisch sop had kunnen laten[Zie vervolg]