Post
De heer Tas vindt het blijkens een artikel van zijn hand in het vorige nummer van Tirade, noodzakelijk om de reputatie van Albert Schweitzer te lijf te gaan. ‘De beste organist onder de medici en de beste medicus onder de organisten’ etc.
Hij gebruikt daar, om intelligent te lijken, een zeer perfide middel, wanneer hij namelijk Schweitzer in verband brengt met de misselijke heer Townsend. Albert Schweitzer pleegt journalisten die helemaal naar Lambarene komen, te ontvangen. Hij doet dat zonder aanzien des persoons en hij maakt voor Townsend geen uitzondering, of voor Tas. Hij maakt reclame voor zijn zaak en voor zich zelf, misschien te meer, als zou blijken dat zowel zijn ziekenhuis als hij zelf de ontstane reputatie enigermate hebben overleefd. Zijn hoge leeftijd maakt daarbij, dat hij tegenover zijn gasten wat vaderlijk optreedt.
Verscheidene van zijn bezoekers zien nog veel in het werk; sommigen zijn er kritiekloos van ondersteboven en anderen zien in de ouderdom van het geheel een fijne kans om te moorden. Een kort bezoek is al genoeg voor een vernietigend oordeel vol insinuaties, voor de laatste categorie. In dit soort dingen is de heer Tas, zoals men weet een meester. Toen hij vlak voor de Indonesische verkiezingen te Djakarta aankwam, voorspelde hij meteen een schitterende overwinning voor de socialistische partij van Sjahrir. De partij werd in die verkiezingen vernietigd, maar dat beschadigde de deskundigheid van de heer Tas volstrekt niet.
Nu is hij even in Lambarene geweest, lang genoeg om snel af te rekenen met de reputatie van Schweitzer. Dat Schweitzer daar een mensenleven lang is geweest en duizenden en nog eens duizenden mensen heeft verpleegd en verzorgd, kan geen reden zijn voor zoveel eerbied, dat hij niet aan één Townsend genoeg zou hebben, om de beste dokter onder de organisten te besmeuren. Ook al is het ziekenhuis verouderd en ook al vervult het niet zo’n belangrijke taak meer door het ontstaan van gezondheidsdiensten, dan wil dat toch volstrekt nog niet zeggen dat het werk dat er dan nog gedaan wordt tot redding van vele mensenlevens, nog altijd oneindig veel belangrijker is dan al het werk dat de heer Tas heeft gedaan of doen zal.
Dit misselijk en minderwaardig soort journalistiek voert de heer Tas telkens óók weer terug naar zijn standplaats, gelijk Schweitzer altijd terugkeerde naar zijn standplaats in de Afrikaanse wildernis. Die van de heer Tas is Parijs. Hij verpleegt daar niets of niemand. Alleen verzorgt hij er zorgvuldig zijn eigen grote strot, waarmede hij zijn oordelen en veroordelingen wereldkundig maakt. Het is zeer de vraag of hij daarmee de aangewezen deskundige is, om Schweitzer op een dergelijke manier neer te halen.
A. Koolhaas.
N.Y., 25 jan. ’59.
Zeer geachte Redactie,
Ik begrijp niet goed waarom ik onder dit geval een onderschrift moet zetten. In de eerste plaats zou Tirade een voorbeeld kunnen geven door het afdrukken van grofheden te weigeren, ook wanneer die zich onder het alibi van ‘polemiek’ aandienen. Maar het is bovendien duidelijk dat het geval van K. bestemd is voor de redactie van Margriet.
Ik heb toch de voorzorg genomen me in mijn artikel uitdrukkelijk te richten tot de niet-Margrietlezers. Hoe komt die jongen aan Tirade? Is er bij hem thuis dan niemand die op zijn lectuur let?
S.T.