[Tirade april 1959]
Tijdgenoten
Tommaso Landolfi
De Vrouw van Gogol
Een verhaal
Nu ik zover in mijn levensbeschrijving gevorderd ben, dat ik de ingewikkelde kwestie omtrent de vrouw van Nicolai Wassiliwitsch zal moeten aansnijden, voel ik mij bevangen door een gevoel van aarzeling.
Heb ik enig recht een feit aan het daglicht te brengen, dat iedereen onbekend is, een feit, dat mijn on-vergetelijke vriend zelf tegenover iedereen verborgen hield en dat ongetwijfeld aanleiding zal geven tot allerlei kwaadwillige en domme misverstanden? Bovendien is het iets, dat zeer waarschijnlijk de gevoeligheden van allerlei onoprechte, schijnheilige mensen zal krenken en inderdaad, dat moet ik toegeven, waarschijnlijk ook van sommige eerlijke lieden, als die er tenminste nog zijn. En tenslotte, heb ik enig recht iets te onthullen, waarvoor mijn eigen geest terugdeinst en zelfs overhelt tot een min of meer openlijke afkeuring?
Maar het feit blijft dat ik als biograaf bepaalde vaste verplichtingen heb. Overtuigd als ik ben, dat de geringste mededeling over zulk een verheven geest van waarde zal blijken voor ons en latere generaties, kan ik niet wensen iets te verbergen, waarvan men hoe dan ook geen enkele verwachting mag koesteren, dat er ooit rechtvaardig en wijs over geoordeeld zal worden. Bovendien welk recht hebben wij om te veroordelen? Is het ons gegeven te weten, niet alleen welke innerlijke behoeften, maar zelfs welke hogere en verhevener doelen gediend kunnen worden door juist die daden van een verheven genie, die ons misschien platvloers toeschijnen? Natuurlijk niet, want wij begrijpen zo weinig van deze bevoorrechte karakters. ‘Het is waar,’ zei een groot man eens, ‘dat ik ook moet pissen, maar om heel andere redenen’
Maar zonder verdere omhaal zal ik nu overgaan tot dat, wat ik van deze tegenstrijdige kwestie zeker weet en overtuigend kan bewijzen, en ik hoop dat ik aldus een eind zal maken aan het twistgeschrijf
daaromtrent. Ik zal geen moeite doen om te herhalen wat reeds over deze zaak bekend is, omdat ik dat niet noodzakelijk acht bij de huidige stand van de Gogolstudies.
Laat ik het meteen maar zeggen: de echtgenote van Nicolai Wassiliwitsch was geen vrouw. Noch was zij enig menselijk wezen, noch waarlijk enig levend organisme, dierlijk of plantaardig (ofschoon iets dergelijks wel eens gesuggereerd is). Zij was doodgewoon een ballon. Jawel, een ballon; en dit verklaart de ontsteltenis of zelfs de verontwaardiging van bepaalde biografen, die eveneens persoonlijk met de meester bevriend waren en die erover klaagden dat, hoewel zij vaak zijn huis bezochten, zij haar nooit gezien hadden en ‘nooit haar stem gehoord’. Daaruit trokken zij allerlei duistere en schandelijke conclusies,- ja en misdadige ook. Neen, mijne heren; alles is altijd eenvoudiger dan het lijkt. U hoorde haar stem niet om de dóódsimpele reden dat ze niet kon spreken, of om het juister te zeggen, zij kon slechts onder bepaalde voorwaarden spreken, zoals we zullen zien. En dat was altijd, behalve één keer, in een tête à tête met Nicolai Wassiliwitsch.
Laat ons dus de tijd niet verknoeien met beuzelachtige en onbenullige weerleggingen, maar laten we onmiddellijk overgaan tot een zo nauwkeurig en volledig mogelijke beschrijving van het wezen of object in kwestie.
Gogols zogenaamde vrouw was dus een gewone pop van dik rubber, altijd naakt, van een geelbruine tint, of zoals men gewoonlijk zegt, vleeskleurig. Maar aangezien de huid van vrouwen vaak verschillend van kleur is, zou ik nader willen aanduiden, dat we in dit geval vooral te maken hadden met een lichtkleurige, gladde huid, zoals die van sommige brunettes. Hij, of zij, was, het is nauwelijks noodzakelijk dat eraan toe te voegen, van het vrouwelijk geslacht. Misschien moet ik meteen wel zeggen dat zij in staat was tot zeer verregaande veranderingen van haar eigenschappen zonder natuurlijk instaat te zijn haar geslacht te veranderen. Hoe het ook zij, soms was zij instaat mager te lijken, bijna zonder borsten en met smalle heupen, meer als een jonge man dan als een vrouw en een andere keer leek ze buitengewoon weelderig gevormd of, laten we de zaken niet verbloemen, dik. Bovendien veranderde zij vaak de kleur van haar haar, zowel van het haar op haar hoofd als elders op haar lichaam, hoewel niet noodzakelijkerwijze tegelijkertijd. Het leek soms dat zij eveneens allerlei andere ondergeschikte eigenschappen kon veranderen zoals de plaats van de moedervlekken, de werking van de slijmvliezen enz. Tot op zekere hoogte kon zij zelfs de kleur van haar huid veranderen. Men kan zich niet aan de noodzaak onttrekken zich af te vragen, wie zij in werkelijkheid was, of het misschien juist is te spreken van een enkele persoon – en inderdaad zullen wij zien dat het onvoorzichtig zou zijn dit punt nu reeds tot klaarheid te willen brengen.
De oorzaak van deze veranderingen, zoals mijn lezers reeds zullen hebben begrepen, was niets anders dan de wil van Nicolai Wassiliwitsch zelf. Hij placht haar op te blazen tot een grotere of geringere omvang, placht haar pruik en andere toefjes haar te veranderen, placht haar in te smeren met eigen zalfjes en haar op verscheidene manieren op te knappen, opdat hij min of meer het type vrouw kreeg dat hem die dag of dat moment beviel. Gehoor gevend aan de natuurlijke neigingen van zijn fantasie, vermaakte hij soms zichzelf ermee haar lachwekkende en monsterlijke vormen te geven; zoals men gemakkelijk zal begrijpen werd zij misvormd zodra zij boven een bepaalde spanning opgeblazen werd en eveneens als zij beneden een bepaalde spanning bleef.
Maar Gogol kreeg weldra genoeg van deze experimenten. Hij vond ze eigenlijk een beetje oneerbiedig tegenover zijn vrouw, van wie hij op zijn eigen manier hield, hoe ondoorgrondelijk dat voor ons ook blijft.
Hij hield van haar, maar van welke van deze incarnaties, mogen we ons afvragen, hield hij? Ik heb al even aangèstipt, dat het einde van dit verslag ons een zeker antwoord zal geven. Helaas, hoe kan ik boven beweerd hebben, dat de wil van Nicolai Wassiliwitsch die vrouw beheerste? In zekere zin, ja, is dat waar; maar het is even zeker, dat zij weldra niet langer zijn slaaf maar zijn tyran werd. En hier gaapt de afgrond, of indien U liever wilt, hier sperren de kaken van de Tartarus zich open. Maar laten we niet op de zaak vooruit lopen.
Ik heb al verteld dat Gogol door middel van zijn manipulaties min of meer het type vrouw verkreeg, dat hij van tijd tot tijd nodig had. Ik moet daaraan toevoegen dat, wanneer de verkregen vorm op volmaakte wijze belichaamde, wat hij wenste, wat zelden gebeurde, Nicolai Wassiliwitsch er ‘exclusief’ verliefd op werd, zoals hij met zijn eigen woorden zei en dat dit voldoende was om haar zekere tijd dezelfde vorm te doen behouden, d.w.z. totdat zijn liefde voor haar voorbij was.
Niettemin telde ik slechts drie of vier van deze hevige passies – of, zoals ik vermoed, dat ze tegenwoordig genoemd worden, dwaze verliefdheden – in
het leven (mag ik zeggen in het huwelijksleven?) van de grote schrijver. Voor het gemak kan ik er hier aan toevoegen, dat enige jaren na wat men zijn trouwdag zou kunnen noemen, Gogol zelfs een naam aan zijn vrouw gegeven had. Hij noemde haar Caracas, wat, tenzij, ik mij vergis, de naam is van de hoofdstad van Venezuela. Ik ben nooit in staat geweest de reden van deze keuze te ontdekken: grote geesten zijn zo wispelturig!
Wanneer ik mij beperk tot haar normale uiterlijk: Caracas was wat men noemt een knappe vrouw; d.w.z. goed gebouwd en geproportioneerd in elk opzicht. Zoals ik boven zei, had zij zelfs het kleinste kenmerk van haar geslacht precies op de juiste plaats. Bijzondere aandacht verdienden haar genitalia (als dit woord in dit verband uitgesproken mag worden). Deze werden gevormd door middel van vernuftig aangebrachte plooien in het rubber. Aan alles was gedacht, en de werking ervan werd mogelijk gemaakt door verschillende vindingen en door de innerlijke luchtdruk. Caracas had ook een geraamte, zij het ook een zeer bescheiden ontwikkeld geraamte. Misschien bestond het uit baleinen. Bijzonder zorg was besteed aan de borstkas, het bekken en de schedel. De twee eerstgenoemde constructies waren min of meer zichtbaar in overeenstemming met de dikte van de vette laag, als ik die zo mag noemen, die deze bedekte. Het is erg jammer, dat mag ik wel even er bij vertellen, dat Gogol mij nooit de naam noemde van de maker van dit bijzonder vernuftige werkstuk. Er was een zekere koppigheid in zijn weigering de naam te noemen, een koppigheid, die ik nooit helemaal begreep.
Nicolai Wassiliwitsch blies zijn vrouw op door de anale kringspier, met een pomp, die hij zelf uitgevonden had, en die veel leek op die pompen die men met twee voeten overeind houdt en die tegenwoordig in allerlei werkplaatsen gebruikt worden. In de anus bevond zich een klein ventiel, of hoe de juiste technische omschrijving ook mag zijn, gelijkend op een hartklep, dat, wanneer het lichaam opgeblazen was, wel meer lucht naar binnen liet, maar geen zuchtje liet ontsnappen. Om het lichaam leeg te laten lopen moest men een stop in de mond losschroeven, achter in de keel.
En hiermee ben ik, naar ik meen, aan het eind gekomen van de belangwekkendste bijzonderheden van dit wezen. Tenzij dat ik misschien haar schitterende rijen witte tanden behoorde te vermelden, die haar mond sierden en de donkere ogen, die ondanks hun onbeweeglijkheid, op volmaakte wijze leven suggereerden. Zei ik suggereerden? Goede hemel, suggereren is niet het juiste woord. Maar geen enkel woord lijkt het juiste, wanneer men over Caracas spreekt. Zelfs deze ogen konden een kleurverandering ondergaan, doormiddel van een speciaal procédé waartoe, omdat het langdurig en vervelend was, Gogol zelden zijn toevlucht nam.
Tenslotte zou ik over haar stem moeten spreken, die ik slechts een keer hoorde. Maar ik kan daarover niet spreken zonder dieper op de relatie tussen man en vrouw in te gaan, en daarbij zal ik niet langer in staat zijn alles met absolute zekerheid naar waarheid te beantwoorden. Mijn geweten verbiedt mij zulks te veinzen; zo verward, zowel op zichzelf beschouwd als in mijn herinnering is dat, wat ik nu moet gaan vertellen. Hier dan zijn sommige herinneringsbeelden, zoals ze in mijn bewustzijn opduiken.
De eerste en, zoals ik al zei, de laatste keer dat ik ooit Caracas tegen Nicolai Wassiliwitsch hoorde spreken was op een avond, toen wij volstrekt alleen waren. Wij bevonden ons in de kamer waar de vrouw, als U mij de uitdrukking toestaat, leefde. Het was aan iedereen ten strengste verboden deze kamer te betreden. Deze kamer was op een min of meer oosterse wijze ingericht, had geen ramen, en lag in het meest ontoegankelijke deel van het huis. Ik wist, dat zij kon spreken, maar Gogol had mij nooit verteld onder welke omstandigheden dat gebeurde. Er waren, zoals begrijpelijk, alleen wij tweeën, of drieën in die kamer. Nicolai Wassiliwitsch en ik dronken wodka en praatten over de roman van Butkov. Ik herinner me dat we van dit onderwerp afstapten en dat hij pleitte voor de noodzakelijkheid van radicale veranderingen in de erfelijkheidswetten. We hadden haar bijna vergeten. Het was op dat moment dat zij met een hese en onderdanige stem, gelijk Venus op het huwlijksbed, zonder omwegen te kennen gaf: ‘Ik wil kakken.’ Ik sprong op, in de mening dat ik het niet goed verstaan had en keek naar haar. Zij zat op een stapel kussens tegen de muur geleund; die dag was zij een zachte, blonde schoonheid, met een aantrekkelijke huid. De uitdrukking van haar gezicht leek een mengeling van boosaardigheid en schalksheid, van onnozelheid en onverantwoordelijkheid. Wat Gogol betreft, hij bloosde hevig, sprong op haar af en stak twee vingers in haar keel. Zij begon onmiddelijk te slinken en, ik moet dat toegeven, te verbleken; zij nam wederom die afwezige en verbaasde uitdrukking aan die kenmerkend was voor haar en was tenslotte geslonken tot een slappe huid op een benige structuur. Bovendien, aangezien zij, om practische redenen, die men gemakkelijk zal raden, een bijzonder buigzame ruggegraat had, vouwde zij zich bijna dubbel en voor de rest van de avond keek zij ons aan vanaf
de plaats, waar zij op de vloer gegleden was, in volledige vernedering. Alles wat Gogol zei was: ‘Zij doet dat alleen maar voor de grap of om mij te ergeren,- immers zij heeft vanzelfsprekend niet zulke behoeften.’ In tegenwoordigheid van andere mensen, d.w.z. van mij, stond hij erop haar met een zekere verachting te behandelen. Wij gingen door met drinken en praten maar Nicolai Wassiliwitsch leek zeer in de war en afwezig. Een keer onderbrak hij plotseling de zin, die hij uitsprak, greep mijn hand vast en barstte in tranen uit. ‘Wat moet ik nu doen?’ riep hij uit.
‘Begrijp je, Foma Paskalowitsch, dat ik van haar hield?’ Het is noodzakelijk te vermelden dat het onmogelijk was, hetzij door een wonder, ooit ook maar een van de vormen, die Caracas aangenomen had, te herhalen. Zij was kortom telkens een nieuwe schepping en het zou vergeefse moeite geweest zijn om te trachten precies dezelfde afmetingen, druk enz. van een vroegere Caracas te hervinden. Daarom was de mollige blondine in kwestie vanaf dat moment voorgoed voor Gogol verloren gegaan; dit was dan het tragisch einde van een van die schaarse liefdes van Nicolai Wassiliwitsch, die ik boven beschreef.
Hij gaf mij geen uitleg; hij was verdrietig en ontoegankelijk voor mijn bemoedigende woorden en die avond gingen wij vroeg uit elkaar. Maar in die uitbarsting was zijn hart voor mij blootgelegd. Hij was niet langer zo zwijgzaam tegenover mij en weldra had hij bijna geen geheimen meer voor mij. En dat, mag ik tussen haakjes wel zeggen, vervulde mij met een gevoel van grote trots.
Het schijnt dat met het paar alles goed ging in het begin van hun huwlijksleven. Nicolai Wassiliwitsch was met Caracas tevreden geweest en sliep geregeld met haar in het zelfde bed. Hij hield tot het eind toe vast aan deze gewoonte, en beweerde met een verlegen glimlach dat geen levensgezellin rustiger en minder lastig kon zijn dan zij. Maar weldra begon ik aan deze woorden te twijfelen, vooral door de conditie waarin hij soms verkeerde als hij wakker werd. Vervolgens, na verscheidene jaren, begon hun relatie op vreemde wijze te verslechteren.
Dit alles, laat ik het eens en voor altijd zeggen, is niet meer dan een schematische poging tot uitleg. Omstreeks deze tijd begon de vrouw zowaar tekenen van onafhankelijkheid te vertonen of, zoals men zou kunnen zeggen, van autonomie. Nicolai Wassiliwitsch had de vreemde indruk dat zij een eigen persoonlijkheid ontwikkelde, een onbegrijpelijke persoonlijkheid misschien, maar in ieder geval wel onderscheiden van de zijne en a.h.w. ongrijpbaar.
Het staat vast dat er enige continuïteit was tussen alle vormen waarin zij zich vertoonde; al deze brunettes, blondines, roodharige en kastanjebruine meisjes, al deze mollige, slanke, al die donkere, blanke of glanzende schoonheden hadden iets gemeenschappelijks. In het begin van dit hoofdstuk koesterde ik enige twijfel t.a.v. de juistheid om Caracas als een afgeronde persoonlijkheid te beschouwen; toch kon ik, wanneer ik haar ook zag, mij niet geheel van de indruk losmaken dat, hoe ongelofelijk het ook mag lijken, ik in wezen altijd met dezelfde vrouw te maken had. En dit kan de reden zijn, waarom Gogol zich gedwongen voelde haar een naam te geven.
Een poging om vast te stellen waarin de gemeenschappelijke kenmerken van de verschillende verschijningsvormen nu eigenlijk bestonden, zou een heel andere zaak zijn. Misschien was het niet meer en niet minder dan de creatieve inspiratie van Nicolai Wassiliwitsch zelf. Maar nee, het zou al te eigenaardig en vreemd geweest zijn, als hij zo zeer verschillend was geweest van zich zelf, zo zeer met zich zelf in strijd. Want laat ik het meteen maar zeggen, wie hij in feite ook was, Caracas was een verwarrende persoonlijkheid en zelfs, want het is beter precies te zeggen waar het op staat, een vijandige. En aldus slaagden noch Gogol, noch ik er ooit in ook maar een enigszins houdbare beschrijving van haar ware aard te formuleren; als ik het woord formuleren gebruik, dan bedoel ik in woorden, die zowel rationeel als begrijpelijk voor iedereen zijn. Maar ik moet wel een bijzondere gebeurtenis vertellen, die omstreeks die tijd voorviel.
Caracas werd het slachtoffer van een schandelijke ziekte, of liever gezegd Gogol werd ziek; hij had toen geen enkel contact met andere vrouwen, iets, waaraan hij zich trouwens nooit schuldig maakte. Ik zal niet eens proberen om te beschrijven hoe dit gebeurde, of wat de bron was van die smerige kwaal; alles wat ik weet is, dat het gebeurde. En dat mijn grote, ongelukkige vriend tegen mij placht te zeggen: ‘Nu zie je, Foma Paskalowitsch, wat het wezen was van Caracas; het was de geest van de syphilis.’
Soms beschuldigde hij zelfs zichzelf op een volkomen misplaatste wijze; hij was altijd geneigd tot zelfbeschuldiging. Dit voorval betekende vooral een werkelijke ramp wat betreft de reeds duistere verhouding tussen man en vrouw en de vijandige gevoelens van Nicolai Wassiliwitsch zelf. Hij was gedwongen een langdurige en pijnlijke behandeling
Verder lezen op pagina 125