Gedichten van Pierre Kemp
Verwenst signaal
In mijn schedel krauwt een chrysantheem
haar bloemblaadjes samen.
Zij zijn in de kleur van een eczeem
zonder nadere namen.
Alleen, dat het er erg onrustig is
en niet meer zo helder als normaal
in een gezonde dichternis,
werd een verwenst signaal!
Strafwerk
Omdat ik niets wilde zeggen van de zon,
moet ik iets zeggen over de stenen.
Zij weet, hoe ik ook anders kon
en mijn woorden niet hoef te lenen.
Zo trap ik op het grauw beton
en negeer haar blauw kristal daarboven.
Nog liever schrijf ik vijfhonderdmaal
het schelden om mijn ouderdomskwaal,
dan haar als haar kind nog te loven.
Ik laat mij die vrijheid niet roven
en voel mij tot niets meer verplicht,
ook niet door het Licht!
Wat er dan wel is?
Dat ik in de eeuwigheid niet meer kan dichten,
doet mij nu al pijn.
Maar ik vergeet dat daar geen lichten,
geen bloemen en geen tonen meer zijn.
Wat er dan wèl is?,
Als er maar spel is,
ook al lijkt het weer venijn!
Merci!
Ik heb geen zin meer om tijd te eten
en schuif dat bordje er van weg.
Het is geen muziek om alles te weten,
hoe ik het ook overleg:
aan mijn tafel gebeurt de duistere daad:
ik schuif maar weg en dadelijk staat
dan dat bordje weer nodend: tast toe!
Ik kan niet meer, Tijd, ik ben je te moe!
Voorjaarsmode
Straks lezen de bloemen weer
de raambiljetten
van de zon en zetten
de sluiertjes van hun hoedjes nog een keer
in copiërende lijn
naar haar gaande schijn.
Alle mannequins! wat is dàt blauw!
om in te wandelen rond hun stengels
met de drukte van een dribbelende vrouw
op schoentjes, gekocht in het Engels!
Geen veertig procent
Onze mannelijke bloemen beginnen te zingen,
onze vrouwelijke bloemen horen het aan.
Het is pas een noden en nog geen dwingen,
wel dient het te worden verstaan.
Als straks daalt de zon in oranje kringen
moest alles zijn opengegaan.
Maar de wetenschap blijft het bekend,
spontaan luistert geen veertig procent.
[p. 129]
Kleuren-zorgen
Nu ga ik met mijzelf maar om
als een groot kind met een kleiner,
om mij te troosten voor het komende
kleurenverlies. In het dromende
stralen nog zulke zuivere blauwen.
Blijf ik nog íets kunnen zien
van het sterkste licht als een gedempte luister?
Of wordt
het langzaam volkomen duister
en hoe dek ik dan dit kleuren-tekort?
Vrouwenhater
Vraag niet, wat ik weer dicht!
Ik rijm niet om te verbazen.
Ik doe mijn onnozele plicht
en zoom damesgoed met een stel azen
en tienen
van een modern spel kaart.
Iets anders kan er ook voor dienen,
maar ernst daar tussen taille en kruin!?
Neen! Al zoom ik nog zo scheef en schuin,
het eind van mijn ontroerende vaart
blijft de onder-reuk van een kattestaart!
Toch eenheids-tijd
De tijd bij dat kind
en bij die jonge vrouw
is trager dan die van mij
en toch slaat daar voor ons alle drie
de klok haar negen uur.
Loop ik in een ijveriger wind
en zij in een luier blauw?
Ik twijfel anders niet meer aan een presto van mijn vuur!
Glimlachen
Soms sta ik genoeglijk versteld
om wat ik van glimlachen kan maken,
behalve dan geld.
Maar ik ben geen man van zaken,
tenzij weer in poeders op vleugels van vlinders
voor inkt op diploma’s aan eerlijke vinders.
Wilt gij een certificaat?
Nu glimlach ik mijn: ‘s avonds laat!
Ik glimlach gaarne nog meer,
alleen een volgende keer!