Lichtval
Randen van kleine golven
zijn duizenden klauwende handjes, vingers van schuim.
De berken achter de driekante duinen buigen,
groeien hun armen in de grond.
De zon weegt op de kim, daalt hei tegemoet,
zand voelt de zon op zijn mond,
helm zont zijn voet.
Ik zoek windstilte in deze zee van licht
waarin de wind zijn hand toesteekt, omarmt,
kust, zwijgend beeldspraak spreekt.
Alleen om het licht, hoe het valt,
hoe het vliegt, besta ik, doodvalt, opvliegt.
CHR. J. VAN GEEL