Zes dagen onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit
Vroeger had je mensen met geld en mensen zonder geld. Mensen met geld gingen iets leuks doen: de regering, de jacht, de wetenschap, kortom alle betrekkingen waar je plezier in kunt hebben. De mensen zonder geld moesten dus wel alle rotkarweitjes opknappen.
Dat is veranderd: we zijn nu allemaal gelijk, en waar nog kleine verschillen mochten bestaan worden die door successiebelasting en bezitsvorming snel vereffend. Maar het systeem ‘wie aardig werk doet, wordt goed betaald, wie vervelend werk doet slecht’ is gebleven en zoals alle irrationele zaken als Huwelijk en Handen Geven is het volstrekt onaantastbaar geworden, zodat ik van kritiek erop moet afzien.
Het naarste werk lijkt me het met een stuk ijzer in de hand in de regen naast de rails de trein voorbij laten gaan. Tussen twee treinen in zul je dan wel iets moeten doen, ook al kom je er nooit achter wàt, maar leuk kan het nooit zijn, f 4000,- per jaar. Dan krijg je de magazijnbedienden, dat is tenminste binnenshuis en er is misschien nog eens wat te gappen Maar de hele dag onder stof en kunstlicht dingen dragen lijkt me geen begeerlijke levensvulling, f 5000,- per jaar. Daarna komen de ambtenaren die stempeleelt en loketsmoel krijgen, en f 6000,- per jaar. Zo gaat het door tot we bij de fijne banen komen: tekenfilmpjes maken, colleges geven, zakenlunches eten, het wordt allemaal heel goed betaald. Het hoogste mij bekende salaris is dat van het oudste kind van de regerend vorst. Ik zou hier graag meer over willen zeggen maar ik verneem dat de regerende vorst mèt bepaalde onderdelen van het menselijk lichaam tot de zaken behoort waarover men volgens de wet moet zwijgen.
Wie dit systeem eenmaal door heeft, begrijpt direct waarom het schrijversprotest bij Mr. Scholten op ‘nee’ moest stuiten. Schrijven, zo blijkt uit alle protesterende publicaties, is iets heel vervelends, het moet gebeuren en er zijn mensen die bereid zijn om het te doen ter wille van het culturele peil in Nederland, maar het is net als bij verpleegsters een roeping.
De maatschappij antwoordt: dan moeten ze, net als verpleegsters, weinig verdienen. Het enige middel om tot een salarisverhoging voor schrijvers te komen, is: wèl naar het boekenbal gaan, maar dan met orchideeën en mercedessen. Heila Haasse in mink en Van het Reve aan de speeltafel van Deauville, doen meer goed dan het clubje kouwelijke figuren dat op de foto voor de deur van Mr. Scholten stond. Eerst moet het beeld van de ploeterende schrijver ingrijpend veranderen, dan komt het geld vanzelf wel. Men kan het met Gomperts’ ‘Tut tut voor de schrijvers’ eens zijn, hij ziet het toch te klein. Neem de goochelaar eens. Die moet zich nu bij de smaak van het publiek aanpassen en flauwe kaarttrucs vertonen, terwijl ze als ze tijd en geld kregen veel mooier dingen zouden kunnen doen. Een gezond goochelleven is van grote waarde voor het culturele leven van de natie. De zelfontplooiing van de goochelaar staat natuurlijk voorop. Maar ook het aanzien in het buitenland telt: één optreden van Fred Kaps voor de Amerikaanse televisie doet meer dan Miss Holland en Appel samen. Goochelen toont ons de betrekkelijkheid van de werkelijkheid, het zet ons aan het denken, het geeft plezier. Precies de kenmerken van de literatuur. Waarom geen staatssubsidie voor goochelaars? En voor Lou de palingboer die als God toch het religieuse leven in ons land verrijkt? Maar waarom daarbij gebleven? Ik stel een algemene werkstaking voor onder het motto: Tut tut voor iedereen.
Iedereen heeft wel iets dat hij graag doet. Een eenvoudige wet kan dit mogelijk maken: Art. 1. Een 28-jarige Nederlander mag niet werken. Art. 2. Een 28-jarige Nederlander krijgt 10.000 gulden jaarsalaris. Daarmee mag hij doen wat hij wil, als hij het maar uitgeeft. Hij mag op reis gaan, liefdesveelhoeken construeren, de Hondsbosse beschilderen, met zeven ballen jongleren (dit is nog steeds niet gebeurd), de integraal van xsin (logx) berekenen, naar IJsland zwemmen, ja zelfs een boek schrijven. Dit voorstel lijkt u absurd? Maar als ik nu eens voorstelde om alle mannelijke Nederlanders op hun 19e jaar te verbieden te werken, niet voor één, maar voor twee jaren, ze in een raar pak te steken, en er meer dan f 10.000,- de man aan uit te geven (niet in de vorm van salaris, want door de modder kruipen is niet prettig en dus f 1,- per dag waard. Enkele hoge officieren, die thuis wonen
en een plezierig leven hebben kunnen dan meer verdienen). Zou dat niet een absurd voorstel zijn?
Ik heb berekend dat het de schatkist 1675 miljoen zou kosten, maar de opbrengst aan verhoogde productiviteit (een 28-jarige kan zich nu omscholen tot werk wat hem wèl ligt), uitvindingen en algemeen geluk, zijn onschatbaar hoger.
Onrendabele nevenbedrijven.
U vindt het toch veel geld? Bekijkt u het eens zo: Nederland onderscheidt zich van alle andere landen door de behoefte om miljarden op te offeren aan onnutte zaken, waarmee het prestige hoopt te verkrijgen. Jarenlang was dat de drooglegging. Prof. Tinbergen heeft berekend dat de inpoldering van de Zuiderzee niet rendabel kan worden, ze hadden beter grond in Australië kunnen kopen of industrieën neerzetten. Maar het buitenland vond ons droogleggen zo mooi, dat we er mee doorgingen Toen kwam Nieuw Guinea waar onze vloot de vrijheid van het Westen zou verdedigen. Dat is toen niet doorgegaan, maar het volgende prestigeobject stond al klaar: de K.L.M., ònze nationale luchtvaartmaatschappij. Men praat nu over het afstoten van ‘onrendabele nevenbedrijven’ maar niemand schijnt het onrendabelste stuk te zien: het vliegen. Holland, zo vonden 150 kamerleden, moet een wereldluchtvaartbedrijf hebben, wat het ons ook kost. (Waarom het zoveel kost is duidelijk: bijna alle banen in de vliegerij zijn interessant, en dus goed betaald. Ieder meisje wil stewardess worden en moet dus veel verdienen. Een piloot heeft een viermaal aardiger baan dan een treinmachinist, draagt viermaal zo weinig verantwoordelijkheid, en moet dus wel vier maal zoveel verdienen.) Aan deze nationale trotsen gaven we meer dan 1675 miljoen uit en dat geld verdween in lucht of water, terwijl het in ons plan bij onze 28-jarige kinderen en ouders terecht komt.
Als de Don Quichotterie bij watermolens en propellers is afgeschaft kunnen we misschien nog een onrendabel nevenbedrijf afstoten: de monarchie. In het buitenland hoor je steeds de vraag: waarom doen jullie dat nou? Waarom geen democratie? Aanvankelijk leg je dan uit dat de koningin niets te zeggen heeft, en dat het meer een symbool is, zoals een vlag. Maar na een tijdje begin je je af te vragen of een vlag
alleen niet goedkoper zou zijn en of het niet vooral een symbool is van: ‘Staatshoofd is zo’n onbelangrijke functie, we nemen niet de moeite om de geschiktste te kiezen maar nemen gewoon het oudste kind van de vorige.’
Het zogenaamde ‘afsterven van de staat’, een menselijk ideaal zo oud als de staat zelf, dat in het Oosten wordt nagestreefd door alle macht aan de staat te geven, is in ons land, op één familie na bereikt. Ik vind het ook wel leuk als op de voorpagina van het Vrije Volk van 9 december j.l. die verder geheel met witte foto’s is gevuld, bij het weerbericht het rijmpje: ‘Mist-Vorst in de kist’ te lezen is, en ik vind het ook gemeen van die 3350 vogeltjes, maar een fundamentelere kritiek op de monarchie lijkt me noodzakelijk.
Mag ik tenslotte, voor ik morgen 28 word, nog een onrendabel nevenbedrijf noemen: onze edelmoedigheid. Ik sta geheel achter de professoren Van Bemmelen en Pompe die de laatste vier oorlogsmisdadigers uit edelmoed willen vrijlaten. Niet op grond van het bijbels argument van een Volkskrant-schrijver die het goddelijk gebod van 7 × 77 keer vergeven citeert, want op deze situatie had men kennelijk niet gerekend: 7 × 77 × 777 keer moet hier vergeven worden. Laat ons edelmoedig zijn. Dus eerst alle lustmoordenaars en Goede Heertjes loslaten, iedereen die ooit een boete betaalde krijgt die met rente terug. Daarna vergeven we de woning-noodprofiteurs, de wildezwijnenjagers, enkele ministers, Van Bemmelen. En dan gaan we naar Breda om de vier vrij te laten, ware het niet dat deze zich zojuist in de algehele sfeer van edelmoedigheid hebben opgeknoopt.
Hugo B. Corstius.