Zes dagen onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit
In dit artikel zal ik antwoord geven op de vraag ‘Is er een leven vóór de dood?’ Dit antwoord zal voor u allen teleurstellend zijn. Om tot mijn conclusie te komen, die door lichtgevoelige lezers dus beter kan worden overgeslagen, moet ik eerst nog een interessante analyse geven van de tends in de voedselproductie, de voortplanting en de amusementsindustrie, waarbij tevens terloops de drie vragen ‘Waar komen wij vandaan? Waar zijn we? Waar gaan we heen?’ beantwoord zullen worden.
Eerst het voedsel maar, een onschuldig onderwerp waarmee u met open ogen de kant wordt opgeleid waar ik u hebben wil.
Heel, heel lang geleden ging je ‘s ochtends in het bos iets eetbaars zoeken. Vond je wat, dan at je het op. Vond je niets, dan had je honger. Dat werd vervelend, en op de duur probeerde men eetbare dingen in de buurt van het huis te krijgen: vangen en aaien van beesten, planten en sproeien van gewassen. Eeuwenlang had iedereen een achtertuintje waaruit hij zich kon voeden. Dit is niet meer zo. We zullen nu maar niet trachten om de schuldigen aan te wijzen, feit is dat ons voedsel nu geproduceerd wordt in fabrieken en door ons gekocht wordt in winkels met geld dat we verdienen door het werken in winkels en fabrieken; een omweg die we allen betreuren, maar waar we, behalve stemmen op boer Koekkoek, weinig tegen kunnen doen. Toch zit er een nieuwe ontwikkeling in de voedselproductie, die nog zo in het begin is, dat het moeilijk is om haar goed te onderkennen. Het begon toen vier jaar geleden kleine plastic citroentjes op de markt kwamen. Schroefde men het knopje eraf, dan kon je door knijpen een straaltje geconcentreerd citroensap krijgen. Ook oranje sinasappelige bollen met sinasappelsap waren te koop. Men ziet ze nu niet veel meer – de tijd is er nog niet rijp voor. Maar ze geven ons een goed voorbeeld van de ontwikkeling die ons te wachten staat. Neem tomatenpuree. Deze wordt ons in kleine rode blikjes uit Italië toegezonden. Mijnheer Boon, mijn kruidenier, vertelt me
dat van de 23 cent er 14 voor het blikje zijn, 4 cent voor het vervoer, en 5 cent voor hem. De inhoud is gratis. Aan de verpakking valt dus nog wel iets te verbeteren: waarom geen zachte rode plastic velletjes? Met de moderne verpakkingsmaterialen moet het probleem van een goedkope, stevige en eetbare verpakking van onze consumptiegoederen oplosbaar zijn. Waarom bananen nog langer verpakt in die gele rubberachtige omhulsels, die ons op straat gegooid doen uitglijden? Men is er eindelijk in geslaagd de banaan niet meer krom te doen zijn, nu moet een mooie, eetbare verpakking volgen. De kippebout die nu in plastic zakjes verpakt wordt, zou volgens de experts beter houdbaar zijn in een veren verpakking. Om hem dan handig te kunnen neerzetten ontwierp men twee pootjes. U heeft natuurlijk al gezien waar dit heen gaat: de verpakking van ons voedsel zal steeds meer gaan lijken op de ‘natuurlijke’ verpakking. Niet altijd ongewijzigd natuurlijk: tomaten, sinasappels, citroenen en kippen zijn niet zo onhandig, maar die bananendoosjes kunnen verbeterd. En walvisvlees, dat nu slinks in ‘haring in tomatensaus’ wordt verwerkt zou men handiger in haringformaat kunnen verpakken. Voor weeshuizen blijft de oude uitvoering verkrijgbaar.
De verpakking, dat lukt dus wel, maar er is een ander vervelend probleem met onze voedselvoorziening: het is mensonterend om steeds maar weer naar de winkel te lopen. Hoe heerlijk zou het zijn, om voedsel te kopen, dat onbeperkt lang mee kan. Het enige dat dit ideaal benadert is een bepaald soort yoghurt die je ‘s avonds niet helemaal opeet, wat door de slechte smaak niet moeilijk valt; je gooit er dan melk over heen en morgen is er weer verse yoghurt (volgens sommigen: bedorven melk). Geheel analoog is het met konijnen, die je ook elke dag melk geeft en met kerstmis kan opeten, als er alweer een nieuw konijntje in het kribje ligt. Dit heeft het nadeel dat men zich aan het konijn hecht, en het met lange tanden opeet. Aan yoghurt hecht men zich meestal niet. Zouden ook de andere voedselproducten zich niet als yoghurt en konijnen kunnen voortplanten? Dat is het probleem waaraan alle geleerden, die zich niet met de geboortepil bezig houden, werken. Aan het M.I.T. in Massachusetts is men dicht bij een oplossing. Men stelt daar
voor om in de roodplastic tomatenbolletjes kleine ‘pitjes’ te doen, die eetbaar zijn, maar ook onder de grond gestopt kunnen worden en waaruit dan merkwaardige sprietsels zouden groeien waaraan weer nieuwe ‘tomaten’ komen te hangen. Men begrijpt welke miniaturisatieproblemen het geeft om dat allemaal in zo’n klein pitje op te bergen. Een eenvoudiger plan is in Wageningen in studie: de met aardappelmeel gevulde knollen in dunne kartonverpakking worden zelf onder de grond gestopt, waarna zich andere, identieke, knollen aan de oorspronkelijke gaan vormen. Men kan deze dan opeten of weer in de grond poten. Het enige nadeel is, dat bij de tot nog toe behaalde resultaten een volledig overbodige groene woekering boven de grond verscheen. Maar de wetenschap staat voor niets: ik voorspel een tijd, dat we maar één keer naar een winkel hoeven, alles in de achtertuin planten, en verder uit die achtertuin ons voedsel betrekken. Daarmee is de hiervóór geschilderde situatie van vele eeuwen geleden hersteld, zij het dan dat enkele vruchten wat beter verpakt zijn (bananen), wat kleiner (walvis) of wat lekkerder (yoghurt). Ook de vleesproductie zal een revolutionnaire ontwikkeling doormaken. Waarom steeds maar weer een kip kopen? Laat die in veren verpakte kip op zijn handige pootjes in de achtertuin rondlopen om nieuwe kippen te produceren (een voorstel om het beest tegelijkertijd eetbare ‘eieren’ te laten fabriceren komt me wat fantastisch voor. We eisen toch ook niet dat een varken behalve spek ook nog chocola verschaft? Of van het biefstukkenbeest dat hij melk afscheidt?).
Deze volkomen logische ontwikkeling in de voedselproductie verschaft ons een inzicht in de huidige situatie. Er is al vaak op gewezen hoe betrekkelijk goed de natuur in elkaar zit. Dit wordt als argument aangevoerd voor het bestaan van een ‘schepper’. En terecht lijkt me: een radiotoestel of een blikopener zijn dingen die niet zomaar bestaan, iemand moet ze gemaakt hebben. Zo is het ook met citroenen, sinasappels en tomaten: iemand moet ze gemaakt hebben. Bij een voorijstijdelijke productie zijn ze in elkaar gezet, en wel zo goed, dat ze zichzelf bleven voortplanten. De fraaie bloemen die we bij veel vruchten aantreffen waren natuurlijk bedoeld als reclame.
De ontwikkeling, die ik u in de toekomst beschreef, heeft dus al plaats gehad: om ons heen zien we de voortbrengselen van een prehistorische fabricage, die wij nu ondernomen hebben te gaan verbeteren. Het wiel b.v. komt in de natuur niet voor. Wij hebben het inmiddels uitgevonden en al in heel wat toepassingen gebruikt. De fiets is een duidelijke correctie op de menselijke voortbeweging: met evenveel moeite, zonder olie of benzine, gaan we er harder mee dan op onze benen. Een volgende evolutiegeneratie zal zich dan ook waarschijnlijk op twee wielen voortbewegen. (Een tandem gaat inderdaad nog harder dan een fiets. Maar dan zou men de mensheid in twee gedeelten moeten splitsen: de vóór- en de achterzitters, die zich steeds in paren moesten verenigen om iets te kunnen doen. Een situatie waarvan we de ellende maar al te goed kennen.)
De ontwikkeling van ‘natuurlijk voedsel’ via ‘gefabriceerd voedsel’ naar ‘natuurlijk voedsel’ gaf ik alleen maar om u de gedachtegang te tonen, die veel algemenere gelding heeft. We nemen b.v. de amusementsindustrie. U heeft waarschijnlijk al eens gehoord van de 3-dimensionale film. Dit is een misleidende naam. Een foto is een tweedimensionaal plaatje van de werkelijkheid (een ééndimensionaal plaatje krijgt u door dwars tegen de zijkant van een foto aan te kijken). De grote vinding van de film was, om veel van die foto’s achter elkaar te zetten en zo een derde dimensie aan het vlakke plaatje toe te voegen. Het toevoegen van ‘diepte’ in een film zou er dus een vierdimensionale afbeelding van de wereld van maken. Dit is nu al technisch verwezenlijkbaar. Men kan b.v. het filmdoek met grote frekwentie vóór- en achteruit laten gaan en op elk moment het juiste plaatje projecteren. Als het doek maar meer dan 20 keer per seconde heen en weer gaat, zal ons trage oog al die fasen als één zien, en diepte waarnemen. Kleur en geluid hebben we al, geur en tast komen er binnenkort bij. Eens komt de dag dat u in een bioscoopstoel gaat zitten en het schouwspel volledig om u heen ziet afrollen met mogelijkheid tot aanraking van alle actrices, proeven van alle taartjes, verdrinken in alle zeeën. Door verschuivingen in de zwaartekracht kan men iemand die op een stoel zit de indruk geven dat hij op zijn knieën ligt (zwaartekracht van voren) of op zijn rug (zwaartekracht
van achteren). Voorwerpen of personen, achter of voor hem geplaatst, zullen op hem de indruk maken onder of boven hem te zijn. Een volledig passief zittende toeschouwer kan zo alle sensaties meemaken, die wij uit het leven kennen. Het lijkt een beetje op dat huis, dat ik in Woodland Hills (San Fernando Valley, Californië) bezocht. Om het huis was een ronde tuin met heg. Als je de deur open deed, ging de deur open. Dat lijkt normaal, maar was het toch niet. De deur was namelijk bij de scharnieren onwrikbaar vastgehecht aan de fundamenten. Het hele huis met tuin stond op een draaischijf met de deurpost als spil. Wie op de stoep stond en de deur naar zich toetrok, trok in werkelijkheid de stoep (en het hele huis) naar de deur toe, zodat er een deuropening kwam, waardoor je naar binnen kwam. Die deur kan nu wel denken dat hij net als andere deuren opengaat, in werkelijkheid draait het huis open. Zo kan je je voorstellen dat een toekomstige filmregisseur in de rechterhand van de toeschouwer een ball-point stopt en een stuk wit papier zo kunstig daar tegenaan laat glijden dat er letters, woorden, zinnen op verschijnen. Zo is het stukje dat u nu leest, tot stand gekomen. Want net als met de voedselevolutie is wat u als toekomstvoorspelling nog wel geloven wou, allang gebeurd. Dat ik betalend toeschouwer ben bij een zeer realistische film, waarin u allen meespeelt, vermoedde ik allang. Pas toen ik laatst stiekum wakker werd, en nog net een bordje ‘opname 1 juni’ zag, had ik zekerheid. Ik neem het u niet kwalijk, zoals men Prikkebeen en Dokter Zhivago niets kwalijk kan nemen. Maar ik heb het wel in de gaten. Mijn levensopvatting is dus een filmrecensie, die als titel kan krijgen ‘te lang, te vervelend’. Dat ik mijn eigen toestand doorzie, baat me niet – kennelijk is er een Brechtiaans regisseur aan het werk die het ‘verfremdungseffect’ wil toepassen en me duidelijk wil maken dat ik in een bioscoop zit. Maar als ik even wil, ga ik gewoon de donkere zaal uit en loop de echte straat op. Wie uit een bioscoop komt krijgt even dat overmoedige gevoel, volkomen vergelijkbaar met het kraaien van de pasgeboren baby. Ik geef toe dat de filmepisoden die ik nu meemaak, me haast verleiden om de voorstelling maar te verlaten. Maar waarom zou ik? Het is maar een film. En om een slechte film kun je nog altijd lachen.
Hugo B. Corstius