Charles B. Timmer
Bustofielen en bustofoben
Het gebeurt niet dikwijls dat fabrikanten een revolutie ontketenen. Maar nu is het zo ver: zowel in New York, San Francisco als Parijs zijn de fabrikanten tot de aanval overgegaan: zij hebben het ‘topless’ badpak gelanceerd.
De pers had deze daad reeds geruime tijd voorbereid. Gezaghebbende opiniebladen op dit gebied, als Escapade, The Playboy e.a. vertonen systematisch uitvouwbare, gekleurde foto’s van zaken, die nog enkele jaren geleden volkomen onmogelijk zouden zijn geweest. Met behulp van de modernste fototechniek kan men er zich in iedere kiosk of tijdschriftenzaak dokumentair van overtuigen dat niet alleen de negervrouw op dorpen in Midden-Afrika, maar ook de blanke vrouw twee borsten bezit. Deze perscampagne was de eerste stap, zo te zeggen de ideologische voorbereiding en theoretische fundering van de revolutionaire daad. Aan de Amerikaanse en Europese stranden (behalve die langs de Zwarte Zee) zullen wij deze zomer topless geklede vrouwen en meisjes zien, d.w.z. met onthuld bovenlichaam.
Zoals dit met iedere revolutionaire beweging gaat, heeft zij zich ook in dit geval onmiddellijk in drie richtingen gesplitst: een centrum met een linker- en een rechtervleugel. De linkervleugel draagt slechts een broekje en laat de rest aan de zon over; het centrum bedient zich behalve van het broekje nog van een hoofddoek die in geval van nood snel om de schouders kan worden geslagen (nietes, zeggen de centristen, het is tegen de zonnebrand). De rechtervleugel, een tikje louche zoals altijd, heeft een systeem bedacht van een broekje met daarboven een doorzichtig gazen jakje: daarmee zijn ze, vinden zij, revolutionair, maar blijven tegelijk formeel binnen de grenzen van iedere bestaande verordening. Hetgeen voor de zoveelste keer bewijst dat rechts bestaat uit revolutionairen die geen risiko nemen.
Het is overigens een verwonderlijke zaak met deze vrouwenborsten. De onderzoeker moet hier letterlijk en figuurlijk op de tast af gaan, want bij mijn weten is er nog nooit een degelijke sociologische studie of dissertatie over geschreven. En dat, terwijl op de keper beschouwd, de samenleving feitelijk bestaat uit twee grote, elkaar vrijwel in evenwicht houdende groepen, de bustofielen en de bustofoben, die elkaar door de eeuwen heen heftig hebben bestreden. De vrouwenborst is onafhankelijk van haar vorm, een fetisj of een fobie en om die reden een corpus delicti, waarmee wij de absurditeit van de menselijke natuur kunnen aantonen. Zij kan immers dit fetisj- of fobie-effekt zelfs bezitten, wanneer zij niet bestaat. Er zijn vrouwen genoeg die, zoals dat heet, ‘van voren niets hebben’. Stel nu het geval dat ik op een zonnige, zomerse dag met zo’n meisje naar het strand ga. Bij het ontkleden blijkt alras dat ik haar op het punt van de ronding van de borst zelfs nog overtref. Dit neemt niet weg dat ik ongestoord, onaanstootgevend in mijn zwembroek over het strand kan wandelen. Maar zou het boezemloze meisje het bovenstuk van haar bikini weglaten, zou zij een zgn. topless dragen, dan is er om mysterieuze redenen plotseling sprake van ‘verstoring van de openbare orde en een vergrijp tegen de eerbaarheid’. Hieruit blijkt dat het fobie-effekt zich niet alleen uitstrekt tot dat wat is, maar zelfs tot dat wat had moeten zijn. Hetgeen bewijst dat de bustofoob niet door het objekt zelf (niet door de borst an sich) wordt geschokt, maar door iets geheel anders, nl. door wat wij de idee van de vrouwenborst kunnen noemen.
Dit zonderlinge verschijnsel wijst weer eens op één van de meest angstwekkende eigenschappen van de mens, nl. op zijn vermogen en op zijn neiging zich druk te maken over de idee van een zaak, inplaats van over de zaak in concreto, een eigenschap die op bepaalde momenten in de geschiedenis bijna tot uitroeiing van het mensenras heeft geleid en daar nog wel eens toe zou kunnen leiden.
Maar de zaak is nog gecompliceerder, de ziel van de bustofoob nog duisterder.
Enkele jaren geleden bevond zich op enkele stappen van het City-theater te Amsterdam een cabaret-nachtklub, waar
ten vermake van Amsterdammers en buitenlui in de late avonduren striptease werd gepleegd. Een vitrine vertoonde een aantal foto’s van meisjes aan het eind van hun nummer, d.w.z. met blote borsten. Over die borsten waren evenwel witte strookjes papier geplakt, waardoor dat wat men wilde laten zien werd verhuld om des te duidelijker in het oog te vallen. De beschouwer van deze foto’s in de vitrine voor het cabaret komt onwillekeurig op de gedachte dat hij hier staat voor een van de aantrekkelijkste aanschouwelijke voorbeelden van de Hegeliaanse dialektiek: de blote borsten (these); de papieren strookjes (antithese); de idee van de vrouwenborst (synthese) – en wandelt dan door naar het City-theater, waar (ik spreek van enkele jaren geleden) een dokumentaire film over Nieuw Guinea werd gegeven. Wederom blijft hij staan voor een vitrine met foto’s en niet zonder een lichte verbijstering kijkt de wandelaar (ditmaal een bustofiel, blijkbaar) naar groepen donkere vrouwen met enorme, bijna uit de vitrine springende borsten, waar evenwel niemand strookjes papier over heeft geplakt.
‘De fobie tegen de vrouwenborst wordt dus klaarblijkelijk geneutraliseerd door de huidskleur’, denkt onze bustofiel het eerste ogenblik. Maar hij ziet onmiddellijk in dat deze verklaring niet klopt, immers, een negerin in de Kalverstraat met blote borsten zou net zo’n schok te weeg brengen als een blanke vrouw. De verklaring van het verschijnsel dezer vrouwenborsten met strookjes papier en zonder, op enkele meters van elkaar, moet eerder gezocht worden in het exotische, het ver verwijderde, het door de onbereikbaarheid gesteriliseerde van deze laatsten, in de immuniserende werking van woorden als folklore, dokumentatie, wetenschap, die hier de funktie van de witte strookjes papier hebben overgenomen.
De fobie verdwijnt ook, behalve wellicht bij enkele hyperverstokte bustofoben, bij het vertonen van vrouwenborsten in de kunst en kan dan zelfs in haar tegendeel omslaan: de borst wordt tot een fetisj. Maar ook hier kunnen zich verwikkelingen voordoen die te denken geven. Een poosje geleden hing in de etalage van een winkel in de Leidsestraat, die zich specialiseert in reprodukties van schilderijen, een groot, tamelijk uitdagend liggende naakt van Modigliani. Dagelijks liepen er stromen mensen langs, bustofielen en
bustofoben door elkaar, libertijnen, losbollen, nonnen en dominee’s, maar niemand voelde zich geschokt.
Tezelfdertijd kon men in de Gasthuismolensteeg, in de etalage van een winkeltje, waarin als specialiteit semi-pornografische en zgn. erotische literatuur wordt verkocht, een boekje zien liggen, waarvan de omslag dezelfde kleurenreproduktie van Modigliani vertoonde als die in de Leidsestraat. De winkelier die dit boekje, getiteld: ‘Love’s Picturebook. The history of pleasure and moral indignation’, in zijn etalage had liggen, had echter de borsten en het geslacht van dit naakt zorgvuldig met witte strookjes papier bedekt.
Hieruit blijkt, hoe subtiel en ingewikkeld de verhouding tot de ontwikkelde en uit haar doeken gewikkelde vrouwenborst is: in een entourage van kunstreprodukties in Amsterdam’s voornaamste winkelstraat staat zij, als onderdeel van een kunstwerk, op dezelfde lijn als de geschilderde hand of het geschilderde landschap; uit deze beschermende omgeving weggehaald en verplaatst naar een steeg, wordt deze zelfde borst eensklaps suspekt, zowel in het oog van de winkelier die tengevolge van gemeentelijke verordeningen plus een kwaad geweten geheel in de war is geraakt, als wel in het oog van de Nederlandse kleinburger in het algemeen, die in de strijd tussen bustofilie en bustofobie niet weet, aan welke kant hij staat en die van zijn leven nooit van Modigliani heeft gehoord.
Maar het probleem ligt voor de bustofiel dieper: waarom voelt de mens in de gemeenschap de behoefte de vrouwenborst met strookjes papier te bedekken (als het om een afbeelding gaat), of met lapjes stof (wanneer zij zich in natura voordoet)? Een estetische verklaring, nl. dat er zoveel lelijke borsten zijn, bevredigt niet. Lelijke vrouwen bedekken immers ook niet hun gezicht; vrouwen met monsterlijke benen dragen desondanks geen sleepjurk. Ook de praktische verklaring dat het lopen met blote borsten veel te koud is, klinkt weinig overtuigend. In de eerste plaats denkt de bustofiel hierbij aan het strandleven, of aan zijn observaties op zonnige caféterrasjes, waar de meisjes, nippend aan hun tonic, mijmeren over de vreugden van het naakt zijn (Pasternak). Maar bovendien, de vrouw loopt immers ‘s winters ook niet met blote armen, doch voelt geen enkele schroom dit in het voorjaar,
zodra de zon wat warmte geeft, wel te doen en de blote aim verwekt geen enkel fobie-effekt, zelfs niet in de tram.
Blijft over het argument van de vrouwenborst als een te welsprekend attribuut van het geslacht. De bustofiel wil op dit punt niet kinderachtig zijn door te wijzen op het feit dat ook het vrouwenhaar een wezenlijk geslachtsattribuut is dat desondanks onverhuld zonder schok wordt aanvaard en liever beamen dat er in erotisch opzicht aan de vrouwenborst zeer zeker, om het zo uit te drukken, stimulerende aspekten kunnen zijn.
Het gewoonterecht brengt mee dat de vrouw in de maatschappij van de westerse wereld (die voor het mensdom in dit opzicht nog altijd toonaangevend is) onverhuld haar gelaat mag tonen, haar ogen, oren en lippen, haar hals en armen, haar voeten en benen, zelfs haar knieën, op het strand bovendien haar dijbenen, buik en navel, en op soirée’s het gleufje tussen haar borsten. Taboe zijn slechts de billen, haar geslacht en die borsten zelf. Waarom dit zo is, waarom deze ongeschreven wet bestaat, waarom zij zelfs als een bewijs van beschaving geldt (alleen ‘primitieve’ volkeren immers houden er zich niet aan), is voor de bustofiel een psychologisch, historisch en sociologisch raadsel. Dat er een kentering op komst is, en dat het absolutisme van deze taboe’s op het punt staat revolutionair te worden doorbroken, schijnt door de nu begonnen campagne van de topless badpakken te worden bewezen.
Maar nog hebben de bustofielen de gelegenheid niet gehad een strand vol vrouwen in deze gehalveerde bikini’s gade te slaan en zij weten empirisch dus nog niet zeker, hoe zij erop zullen reageren. Het is mogelijk dat de mannen onder hen, zelfs in de felste zomerhitte, schielijk een badjas moeten omslaan en slachtoffer worden van een ander taboe dat zich ditmaal op de man wreekt. En misschien ligt in deze omstandigheid wel de juiste verklaring voor het raadsel dat om de in het openbaar ontblote vrouwenborst zweeft: in deze wereld is het de man die de lakens uitdeelt (o.a. óók om er, zoals de politieprefekt te Beiroet reeds heeft gewaarschuwd, de vrouwen in topless badpakken in te wikkelen). De man is de baas, en hoe hij ook mag opscheppen over zijn viriliteit, in de praktijk komt het erop neer dat hij zijn rust wil hebben
en zelf wenst te bepalen, wanneer hij geprikkeld wil worden en wanneer niet.
De voeten, knieën, dijen, schouders, lippen, ogen, neus en oren van een mooie vrouw aan het strand maken hem toch al dol genoeg.