[p. 561]
Notre dame
In herinring
door andere bouwsels
beslibd
ligt de Notre Dame
bezonken:
een door het verleden
verheven schip
aan de dijk gezet,
aan de tijd geklonken.
Deuren gaan open,
zwaarder dan smart –
melasse
uit smeedijzer
meer dan banaal.
Men schuift
onder dienstbaar gezalf
in het zwart
in de pracht van de kathedraal.
Opschriften
vormen
het tempeldekor:
Gods goedheid is groot –
in de hemel.
Ik toef gelijkvloers,
stijg op naar het koor
en bezie het gerief
van de meubels.
Buiten
kwekt
mijn vertaalster-per-uur
met een mondje
van bandelastiek:
[p. 562]
‘Wel, hoe bevalt U
de architektuur?
Hoe hemelgericht, die Gothiek!’
Ik wikte
en woog
en gaf míjn betoog:
Vanzelf, naast de Zaalge Wassili…
Maar als clubhuis
natuurlijk
te donker
te hoog;
wisten zíj veel,
die klassieken.
De stijl…
dat valt helemaal buiten mijn vak.
Antiek
zag ik nooit als mijn business.
Maar zo’n koorbank is werklijk
een heel gemak
en geschapen
om in te gaan zitten.
Dáár
hoef je de wereld
niet om te hervormen.
daar is zo
een mouw aangepast.
Dat mis je bij ons,
die stoelen,
zo’n orgel.
Koepels –
en je hebt het gehad.
Orkest was nog mooier,
maar ‘t spel komt te duur,
‘t begin
zit weer vast op de duiten;
[p. 563]
neem nou zo’n orgel,
dat kijkt op geen uur –
laat die pijpen
maar rustig fluiten.
Natuurlijk,
‘t programma verandert een hoop;
geen geklaag,
geef een vrolijke riedel.
Stel je voor,
een franse staatsbioscoop
dat loopt niet met geestelijke liederen.
Dan lichtreclame.
Geen kul,
maar wat fraais.
De moeite
is nooit verloren
als die
op het beste gevelstuk draait.
Die span je dus
tussen de torens:
‘Het Teken Van Zorro’
in lichtende letters,
rap
als een rennende muis.
Reken maar,
zulke reclame beschettert
de Boul ‘Miche
tot het laatste huis.
In ‘t oog
der chimera’s
hoog op het dak,
laat daar maar eens
lámpjes in zetten.
Zul je zien,
geen hond houdt een cent meer op zak:
[p. 564]
op slag:
ongekende recettes!
Wel vergt
dat soort plannen
een zekere zorg
om de kern
van de zaak
niet te schaden.
Vooral straks,
als het volk het stadhuis bestormt
aan de
andere kant
van de kade.
(Parijs, 1925)
Vladimir Majakovski
bew. Marko Fondse