[p. 574]
Brand in het bouwkundig instituut
Het instituut is laaiend
erbij.
De vlam jaagt door het pand
als gratie door de bajes.
Brand!
Sans gêne hoegenaamd
vlamt aan haar suffig front
vlaagsgewijs een raam
op als
een rode apekont.
Wij net voor het diploma,
ons werkstuk (Op Gezag…)
En achter slot verkoolt daar
mijn staat van wangedrag.
Projekten, dag! – een schampschot
rode bladerval.
Papier voltrekt de rampspoed
aan een stad met al.
Vijf jaar als één explosie
van een benzinevat.
Karínotsjka Krasíljnikova
daar gaan we, schat!
[p. 575]
Architektuur vaarwel dan!
Laai op tot aan de nok
gecupidoneerde stallen
en buurtklub nepbarok.
O jonkheid feniks apekool…
de bul verbrand, verbruid.
Je zwaait je rokjes laaiend rood
en steekt de vuurtong uit.
Vaarwel dan randstad-aeral
Bestaan schept vaalt op vaalt.
Het vuurt blijft ons verteren.
Wie leeft – straalt.
En morgen krast een hand op staal,
als, dargelijk verstoord,
de angel van een passernaald
zich uit de aslaag boort.
‘t Is alles brandschoon uitgebrand.
De klaagmuur loopt te hoop.
Is ‘t nu gedaan?
Nee, net op gang!
En nou, de bioskoop!
Andrej Voznesenskij
Nederlands: Marko Fondse