[p. 399]
Visje, mijn broertje
C. Buddingh’
visje, mijn broertje van heel lang geleden,
wat moet jij toch, en wat moet ik
in deze jungle van haken en ogen
uit een gebloemd kastpapiertje geprikt?
visje, mijn broertje, kijk toch eens even
vlug vlug door onze periscoop.
wat zie je? wat zie je? een sleepnet? een leefnet?
dat licht? gaat het aan? wordt het uitgedoofd?
visje, mijn broertje, kom naast mij zwemmen,
ik ben nog maar aan de schuivende hengel.
hoog in de hemel hangt een gezicht,
het vriest al het water boven mij dicht.
visje, mijn broertje, ik heb het zo koud,
mijn benen willen niet meer bewegen.
vuile verrader! waarom ben je dood?
heb ik je dan zelf aan dit mes geregen?