[p. 111]
Heer Alleen
Caballero solo
Pablo Neruda
voor Jan. G. Elburg
1
Een slot knarst in de wind.
In de wind knarst een slot.
Knarst, in de wind, een slot.
Een slot. Knarst. In de wind.
2
Wie hier niet als vriend komt binnengehuppeld
wordt er één twee drie weer uitgeknuppeld.
3
Tussen de spleten van het luxaflex door
turen de ogen
turen
tussen de spleten
van het luxaflex door
4
De fiets die ontvreemd werd
door een bekende.
5
Bevroren in de sneeuw
de sporen
van de naast de sloot
bevroren vogel
[p. 112]
6
Op 17 januari
raapte hij nog twee kerstboomnaalden
uit de nieuwe Genemuidermat.
7
Knarsend. Een slot. In de wind.
8
– Hoe heb je vannacht geslapen?
– Meer dan voortreffelijk.
9
Zoveel hoeft nu ook weer niet.
Ik zeg, zoveel hoeft nu ook weer niet.
10
Misschien hebben we geluk,
gaat morgen de zon weer op.
Met die Russen en Yankees
weet je het nooit.
11
Knarst.
12
Ja, ik heb een continubedrijf,
maar ik werk toch alleen overdag,
sprak de begrafenisdienaar.
[p. 113]
14
Mooi was het onder de oleanders.
(We hoorden pas later dat het dat waren).
Toen begon het te regenen.
En ook nog te onweren. Zo maar.
15
Het stuivertje rolde helemaal niet.
Het lag gewoon op een punt van het tafelkleed.
C. Buddingh’