[p. 611]
[Gedicht]
want het wordt vast en zeker
en lang en moeilijk verhaal
te vertellen over je leermeester
Ik heb lang gewanhoopt
met zeer grote ogen rondgekeken
niet begrijpend wat je bedoelde
een foto met matrozen in de houding
terwijl het stuk monroe langs de rijen gaat
zulke ogen bedoel ik
jacob nanninga
ach jaap de geschiedenis blijft toch
een grote hoer laat mij nou ook eens
aan het woord
mijn favoriete kanaal zal het oeuvre
van jaap nanninga uitzenden
om het uur een ander schilderij
in kleur onder diverse belichtingen
(prof. j. pen in v.n. 13-1-’68)
zoals ik naar je atelier reeste
een fiets waar al het overbodige
was afgesloopt de haast toen al
de vege plekken tussen oren en ogen
voor ik de bocht van de bezuidenhoutseweg
naar de daendelsstraat had genomen
moest ik de verzekeringsreclame
op de kopgevel hebben gelezen
want dan was je thuis
vanmiddag ben ik nog
eigenlijk om een stoplicht te ontlopen
door de straat gereden
langs het huis waar hij woonde (no 25)
de hele buurt wordt gesloopt
in het kader van een schaalvergroting
de hele rataplan
[p. 612]
het was een huis waar iedereen binnen kon
een diagonaal gespannen veer hield het raampje toe
maar als je het wist:
de arm erin gestoken en hopla
een oud huis waar snachts machines bonkten
vanwege de nachtstroom waar soms
een naakt meisje over de gang liep
ja hij is thuis
op de donkere overloop hoor ik hem al vloeken
een wintermiddag 10 na 5 ontmoette ik hem
voor het ministerie van landbouw en visserij
– soms denk ik wel dat zij gelijk hebben maar
ik heb godverdomme gelijk, tompie –
zijn fiets ondersteboven voor de ezel
de nagelnieuwe fietsdynamo
die het jezus christus toch niet doet
hij had zon’n franse fiets van vlak na de oorlog
waar alles zomaar afbrak
de lantaarn op de stok
de kandelaar heilige nacht
hij zeurde vaak over een landloper
achterin de kerk van zijn geboortedorp
dat was pas geloof
je handelde en belazerde in ootmoedigheid
was maar dienstbaar gebleven aan de stuff
bijvoorbeeld een half servies uit het raam keilen
naar dat blaffende rothondje
en met de middelvinger in de verf strijkend
vertellen hoe het dan wel moet
geheimzinnig brok’n brok’n
barnum en bayley
[p. 613]
hij sprak gronings met een aangeleerd frans accent
– mag ik ev’n, zei hij een kleur aanwijzend
mag ik ev’n – en dan was het wat hoor
je trillende bovenlip je dikke amandelen
en je maagzweer
de stuff die je aanraakte begon te gloeien
al die clowns adam en eva
hij was toen weg van rouault en campigli
witte schalen met fruit
en een meisje uit de provence
dat was jeanne uit de schoolstraat
een reuze trut, maar goed
toen werd je abstract
en liet je baard staan
een meneer uit het stedelijk
heeft het hem nog uitgelegd
je verhuisde naar morgenstond
emmers en bezems en een vrouw
die vaak verkouden was
we gingen cigaretten kopen
bij een krampachtig lachende winkelier
karton op de vloer
om het nagelnieuwe tapijt te beschermen
toch werd het pas goed ellendig
in het tuinhuisje van het park clingendael
hoe hij dat loskreeg van de gemeente
zal wel altijd een raadsel blijven
ik heb nog een dag geholpen
met-boterhammen-mee de gore
gele tegels weggehakt
lambriseringen geloogd
grote kartonnen plafonds kankerend opgehesen
maar er was geen houden meer aan
[p. 614]
ik moet hierbij altijd denken aan
de metabletische geschriften van dr. j.h. van den berg
hoogleraar te leiden
het was juist in de tijd van ronchamps
een franse abt kwam vragen
of je kwam schilderen in zijn klooster
jacob, je fijnheid was definitief ontdekt
we wandelden nog een paar keer door het park
tot de diepe sloot achter de golflinks
hier kan elk ogenblik een neanderthaler
om de hoek komen pagaaien zei je
maar er kwam niks ook al slopen we voorzichtig
om geen dode takken te laten kraken
als katten derwaarts
robinson crusoë bladzijde 104
van holkema en warendorf 6e druk
en ik maar lachen tot ik niet meer wist
hoe ik mijn bek moest trekken
het antieke orgeltje legde je zorgvuldig
op een krant achterin je beige i.d.
– er is een feestje vanavond –
en dan maar leuk-haags boekjes
door dat lullige orgeltje draaien
precies de duif arie zie:
vergeet niet de leeuwen te aaien
bladzijde 142 van anton koolhaas
de kirgiezen komen met zukke kromme zwaarden
niet jansen of pietersen maar de kirgiezen
lees kir-gie-zen
een restje stuff van weleer
kreeg ik op een briefje
van de kelner van de posthoorn
ik keek op, jaap zat in een schemerig hoekje
achter zijn glaasje te glimlachen echt?
wat is nou echt
[p. 615]
je boerde goed nou ja
een beetje geluk moet je hebben
een vriend van hem trof elk stoplicht groen
maar brak 2-maal een been op het ijs
maar ze hadden je niet moeten laten gaan
het wrak van de auto van de schilder j.n.
die afgelopen nacht op de hoek van de lekstraat
in frontale botsing kwam met een motorwagen
van lijn 12
(onder een foto in het vaderland)
zo eindigde je toch nog op rails
dat het een haagse fuss werd
zelfs bilbeb was genoodzaakt ingezonden
te verklaren zich niet verantwoordelijk
te achten
restte nog een overzichtstentoonstelling in het stedelijk
alleen de abstracte periode
de rest was helemaal niet om aan te zien
vond leo troel of triest of
hoe heet hij ook al weer
A. van Haastrecht