[p. 248]
Een geluk bij een ongeluk
Ik ben nu vierenvijftig, en steeds vaker
– soms op de gekste ogenblikken –
zie ik plots twee gedaanten aan komen schuifelen:
de dood en de eenzaamheid.
Soms loopt de een voorop,
dan de ander,
heel kalm en bedaard – maar het schijnt
dat ze ook nog donders hard kunnen sprinten,
en tegen te houden zijn ze niet
(zelfs niet door de lijfwacht van president Nixon)
Wat doe je in zo’n geval dus: je draait
(al dan niet kwasi-wijsgerig zuchtend)
je hoofd maar om – aan de andere kant
is ook nog heel wat te zien gelukkig.
C. Buddingh’