[p. 465]
Remco Campert
Twee gedichten
Fat city
Vette stad
altijd om me heen
met je witte nachten
Kind en kraai
verlaat ik
als ik je roepen hoor
Daar zijn de meiden
daar zijn de jongens
daar is het altijd bal
Geflits van messen
bloed dat gutst
een dealer, een toerist
Muziek erover
morgen weer geen dag
en poen nog zat
Op de Geldersche Kade
daar zit ik snor
tot ik omzak
[p. 466]
steeds meer een wrak
kakelend over
vette stad, schat
Onverstaanbaar romantisch
verheerlijk ik
de nachtschaduw
Vette stad
vader en moeder
en graf
[p. 467]
Als ik doodga
voor D.
Als ik doodga
hoop ik dat je er bij bent
dat ik je aankijk
dat je mij aankijkt
dat ik je hand nog voelen kan
Dan zal ik rustig doodgaan
Dan hoeft niemand verdrietig te zijn
Dan ben ik gelukkig