Helbertijn Schmitz-Küller
Voorgrond, achtergrond
Toneelstuk met film, in drie bedrijven
‘We kunnen elkaar niets beters doen dan overdenken.
Als het doek opgaat ziet de toeschouwer van Voorgrond, achtergrond een toneel waarvan de achterwand gevormd wordt door een projectiescherm. Het stuk speelt zich zowel op deze voor- als op deze achtergrond af.
Het toneel stelt het huis van de schrijver voor. Men ziet de schrijver, in de tekst aangeduid als Ik en aangesproken als ‘Leo’ en ‘Mister Vroman’, bezig met het schrijven van een toneelstuk. Om hem heen het leven van alledag: vrienden van zijn kinderen komen op bezoek, de familie gaat aan tafel, praat over het stuk-in-wording, het bezoek neemt afscheid en men gaat slapen.
Deels op het toneel en verder op het filmdoek speelt zich af wat de schrijver bedenkt. Het eerste bedrijf begint met een paar ‘oefeningen’, waaruit de schrijver zelf concludeert ‘bah, het wordt vast griezelig’ (16) en ‘er gaat vast iemand dood in dit stuk’ (17). Daarna verschijnen op het filmdoek drie vrienden van de dochters van de schrijver, een jongen en twee meisjes. Een van de meisjes, Sonja, ontmoet een wonderlijk stuk hout en raakt verliefd op kleur en vorm ervan. Hier wordt de film stopgezet omdat de schrijver moet gaan eten.
In het tweede bedrijf gaat dit filmverhaal niet door, maar er gebeuren vreemde dingen met dezelfde personen op het toneel, waarbij het filmdoek letterlijk als achtergrond dienst doet: men ziet wolken voorbijgaan en krijgt ‘een film van vlammen te zien die het toneel verlichten’ (33).
Op het toneel overkomt vrienden en dochters een vliegtuigongeluk. Eerst alleen de angst ervoor door de impressie van een neerstortend vliegtuig en dan iets wat er erg op lijkt en wat in ieder geval als resultaat heeft
dat Sonja gewond raakt door een stuk hout dat in haar lichaam gedrongen is. De schrijver, ter verantwoording geroepen, ensceneert een vrolijke operatie waarin Sonja, tegen haar wil, van het hout wordt bevrijd.
Een herhaling van de scène van het neerstortende vliegtuig besluit dit bedrijf en het bezoek gaat naar huis. Het derde bedrijf begint aanvankelijk op het toneel, maar vervolgt al spoedig het filmverhaal uit het eerste bedrijf. Het stuk hout krijgt ‘armpjes’ en groeit uit tot kruishout. De schrijver is ontsteld en stapt over op het filmdoek om Sonja te helpen, maar Sonja slaat voor hem op de vlucht met het kruis op haar rug. In de (geheel gefilmde) achtervolging speelt de schrijver een dubbele rol. Hij jaagt koortsachtig achter Sonja aan maar helpt haar tegelijkertijd ontkomen in de gedaante van motorrijder bij wie ze achterop springt en als spoorweg-beambte die haar een kaartje verkoopt. Wanneer hij tenslotte het stuur van zijn dubbelganger, op dat moment chauffeur, heeft overgenomen en als dode in een begrafenisauto het kruis heel dicht genaderd is, ziet hij daarop tot zijn ontzetting niet Sonja, maar zichzelf. Deze zelfconfrontatie is overigens de interpretatie van de regisseur van de uitvoering van het Holland Festival 1969. De tekst laat open wie de schrijver aan het kruis ziet, als het maar duidelijk wordt ‘dat het blijkbaar Sonja helemaal niet was aan dat kruis’ (63). Mij lijkt de oplossing heel aannemelijk en ik neem bovendien aan dat Vroman en de regisseur over dit belangrijke punt overleg hebben gevoerd.
Hierna breekt de film af: ‘De linkerdeur, of als dat niet te duur is, het doek zelf, vliegt open of kapot, en Ik stort zich met een grote sprong op het bed. ‘Tineke!!’ (63)
In V,A onderscheid ik twee hoofdthema’s: 1) het verband tussen liefde, lijden en dood 2) de problematiek van het schrijven, allebei bekende Vroman-thema’s.
1) | De schrijver in het stuk wil schrijven over mensen van wie hij houdt en ‘over de liefde zelf’ (44) en schrijft tot zijn eigen schrik fantasieën over lijden en dood. Tegenover de schrijver staat Sonja die het lijden accepteert. Sonja, van wie in het voorwoord gezegd wordt dat haar naam ook op z’n ffans uitgesproken wordt: ‘Songe’ (droom), aanvaardt het lijden |
als behorend bij de liefde. Zij houdt van wat haar pijnigt. Zij en haar stuk hout verbeelden dat liefde en lijden, en als konsekwentie van het kruis ook de dood, onverbrekelijk bij elkaar horen, met elkaar vergroeid zijn. Dit is de symbolische betekenis van haar ‘ongeluk’ en van haar eenwording met het kruis. | |
2) | De schrijver heeft schuld aan wat zijn personages overkomt. ‘Ik: Het is te veel verantwoordelijkheid, een toneelstuk schrijven. Het is bijna zo verantwoordelijk als over je medemensen nadenken en praten.’ (40) V,A is een voortdurend spel met verbeelding en werkelijkheid. De personages in het stuk bestaan als levende mensen in de werkelijkheid, maar ook, veranderd, in het hoofd van de schrijver: Janice: You mean, it’s not really us, is it? Ik: No sweetheart. It is me.’ (43) Dit wordt ook uitgewerkt in de taal: ‘Sottja: We praten allemaal Hollands. Hoe kan dat? Janice: We praten alleen maar in zijn hoofd. Waar of niet?’ (18) |
De schrijver lijkt aanvankelijk almachtig, er gebeurt niets als hij niet bedenkt wàt. Janice: Wat doen we nu? Neil: nou, we blijven gewoon stil staan tot hij terugkomt.’ (24) en ‘zodra Ik onzichtbaar is, stopt alle beweging van de spelers en hun praten wordt: Blablabla et cetera’ (26). Maar al snel blijkt de macht van de ‘Creator of it all’ (52) niet zó groot te zijn. Zijn reactie op het vliegtuigongeluk, waardoor Sonja voor het eerst één wordt met haar hout, is: ‘ik kan toch niet zo gedacht willen hebben’ (34). In dit bedrijf weet hij de schade nog te beperken door een operatie in te lassen. In het laatste bedrijf lukt hem dat niet. Hij moet onder ogen zien waar hij bang voor is: lijden hoort bij liefde. Niet Sonja, maar de schrijver die haar en haar lotgevallen bedacht heeft, is degene die het kruis zo volkomen geaccepteerd heeft dat het een deel van hemzelf is geworden. Bedacht, tegen zijn zin, maar in een soort denken waar de wil geen vat op heeft (‘ik kan toch niet zo gedacht willen hebben’). De zg. almachtige schrijver heeft geen macht over zijn ‘achtergrond’, zijn fantasie. Vandaar zijn paniekreactie en vlucht uit de fantasie naar de werkelijkheid.
Vroman heeft het zijn publiek niet gemakkelijk gemaakt. V,A is qua gedachte en opbouw moeilijk te volgen. De hoofdthema’s zijn ieder apart al veelomvattend, gecombineerd wordt het wel erg complex.
Het publiek heeft geen steun aan de ruimtelijke presentatie, doordat er geen duidelijke onderscheiding is tussen wat er op de voorgrond en wat er op de achtergrond gebeurt. Denkt men in eerste instantie voor voorgrond dagelijkse werkelijkheid te kunnen invullen en voor achtergrond fantasie, uit fantastische gebeurtenissen, zoals het vliegtuigongeluk en de operatie die zich op de voorgrond aftpelen blijkt dat deze tweedeling niet opgaat en dat er kennelijk gradaties bestaan tussen volkomen reëel en volkomen fantastisch. Voor- en achtergrond slaan op de schrijver zelf: zìjn dagelijkse werkelijkheid en zìjn fantasie en daartussen bestaan geen duidelijke grenzen. Dat het bovendien ook de voorgrond en achtergrond zijn van de toneelruimte die wèl van elkaar te onderscheiden zijn omdat toneel en film verschillende media zijn zodat het publiek het moment van overgang kan vaststellen, is dus een soort tegenspraak. Vroman heeft een tussenvorm gezocht in fantastische gebeurtenissen op de voorgrond waarbij de film als vertegenwoordiging van de ‘achtergrond’ ingeschakeld wordt. Als je het wezenlijke van V,A wilt navertellen, merkje dat het nauwelijks gaat om wat er in het stuk gebeurt als wel om abstracties. Er is weinig ‘verhaal’ te vinden in V,A. Wat er dan nog aan intrige is, de geschiedenis van Sonja en haar hout, doet gezocht aan en lijkt ingegeven door (niet zo geslaagde) woordspelingen als ‘pijnhout’ (22), ‘houtje van mij’ (53) en ‘houtedief’ (54) en later door de kruissymboliek (‘gauw Gouda’ (58)). Desnoods kan ik de liefde (uitdrukkelijk niet-platonisch) van een meisje voor een stuk hout als vreemd gegeven aannemen, meevoelen lukt zeker niet Voor mij is dit schamel aangeklede symboliek.
V,A vertoont mede een stuk-in-wording. Wat daar in de uiteindelijke versie bij zal horen moet het publiek zelf uitmaken en ook dit maakt het kijken niet eenvoudiger. De ‘oefeningen’ van de schrijver uit het eerste bedrijf worden alszodanig aangekondigd. Maar wat nu precies te denken van het vliegtuigongeluk met de zich herhalende neerstort-scène, is dat ook een probeersel? En het gesprek dat de schrijver zijn dochters onder de afwas hoort voeren over een los hoofd dal bang is? (44)
M.i. is de vraag naar de intrige van het stuk dat hier geschreven wordt irrelevant en gaat het om de thema’s die in de verschillende stadia steeds weer opduiken.
Het ene hoofdthema zou je een stelling kunnen noemen, nl. dat lijden, liefde en dood met elkaar verbonden zijn, en het andere de problemen van de schrijver om deze stelling vorm te geven en zelf te aanvaarden. Het eerste is statischer dan het tweede maar het is Vroman toch niet gelukt om van het geheel een dramatisch boeiend stuk te maken. V,A wordt veel duidelijker wanneer men het rustig kan lezen, dan wanneer men het ziet opvoeren. ‘Een lezing met demonstraties’ is de ondertitel ‘van het lange gedicht ‘Over de dichtkunst’. Deze ondertitel lijkt me ook van toepassing op V,A. En een lezing, ook al is hij verlevendigd door demonstraties, is geen toneelstuk.
Waar het in V,A om gaat, wordt eerder lyrisch dan dramatisch verbeeld. Hoe origineel Vroman ook gewerkt heeft met de combinatie van toneel en film (in 1969 origineler dan we ons in 1975 misschien herinneren) het resultaat is als drama niet overtuigend geworden.
Het is dan ook wel begrijpelijk dat V,A negatieve kritiek heeft gekregen. We kunnen echter iets beters doen dan de kritici die in hun haast om te veroordelen aan het beoordelen nauwelijks toe zijn gekomen, want V,A heeft genoeg dat het ‘overdenken’ zeker waard is.