[p. 411]
C. Buddingh’
Ode aan de round pond
Zat ik er maar weer, in zo’n ietwat krikkemikkige
deck-chair, misschien als de meeste
Londenaren zelf nog niet helemaal bekomen
van het Stones-in-the-Park-spektakel – maar wat
in Engeland moet niet lang mee? – het zonnetje
op mijn gezicht, een hemel vol vliegers,
en achter mijn rug het uitbundig geblaf
van horden kopjebuitelende honden,
uit te turen over die tienduizend maal vergrote
rijksdaalder van schemergrijs water, met hier een eend
en daar een perfect overstag gaande speelgoedclipper
en altijd wel weer een breed-grijnzende Japanner
die vlak bij de rand op de foto wil.
Vaak denk je: waar zou ik nu echt het liefst willen wonen?
En ik weet het nog steeds niet precies,
maar hier, waar hippies hun wandelwagentjes
tussen schakende Indiaërs door manoevreren
en moekes in ulevelroze behoedzaam
over de benen van dealers stappen,
zou ik, als het dan toch moet – en ja, het moet,
zo niet morgen dan overmorgen, geloof ik,
mijn gelukkig nog allerminst vakerige ogen het liefst
voor de laatste keer sluiten, met op mijn gretige retina
dat diafane decor van blauw zinderend licht
en flarden van Land of Hope and Glory
uiteenspattend op mijn trommelvlies.
[p. 412]
Want dit is Peter Pan-land: wanneer je hier iemand
schuimbekkend amok zag maken,
zou je denken: ‘Hé, een komisch acteur,’
of: ‘Zeker opnamen voor een nieuwe
tv-spot,’ hier lijkt alles een plaatje
uit een fijn-ouderwets kinderboek:
in dit vredige knikkebollersdomein
voel je zelfs geen apartheid tussen mensen en dingen:
lach is mens, vijver hond, vliegtuig hemel, bootje kind:
heel de historie is hier teruggebracht
tot twee of drie lui-lome rimpelingen,
je knipperde zelfs maar nauwelijks met je ogen
als er hier een man over ‘t water liep.
Daarom moet je hier misschien ook niet al te vaak zitten,
natuurlijk, illusies zijn mooi,
maar ook met de prachtigst nagemaakte
tien-pondbiljetten loop je al gauw
tegen de lamp – en daarginds, waar de daken
boven de roerloze bomen uitblikkeren
accepteren ze geen sprookjespennies meer.
Trouwens: het park gaat als ‘t donker wordt dicht,
de nacht kent nu eenmaal geen oases, maar morgen
mag iedereen die zin heeft terugkomen en languit in ‘t gras
wegdromen, of in zo’n ietwat krikkemikkige
deck-chair uitturen over het leven
waarin hij ook even een zwaantje was.