Documenten
Twee brieven over Het land van herkomst
H. Marsman aan E. du Perron
25. V ’35
Beste Eddie
Ik had een drukke rommelige week met allerlei ontmoetingen en karweitjes die ik nog niet geheel afgewerkt heb; vandaar dat ik nog niet schreef op je briefje over Spa en de terugkomst in Parijs – dat mij zoo verheugde, maar dat nu weer teniet wordt gedaan.
Ik ben erg uit over Ducroo; ik heb het in een paar dagen weer van voren af aan herlezen en erg geboeid, als geheel, ondanks de bezwaren die je al weet. Ik heb ook maar een maar notities in de marge gemaakt over een enkele ‘onhollandsche’ constructie. Het is uitstekend geschreven, in een stijl die volkomen ‘stijl’ blijft en meteen volkomen natuur, en die blijkbaar zeer goed berekend is op de Avond met Goeraëff, het Gesprek met Heverlé als op de 2 hoofdstukken over de Zandbaai en op Arthur Hille (de 5 ‘toppunten’ van het boek – en hoe geweldig verschillend onderling!) Onmiddelijk daarna kies ik misschien Gedong Lami, Het Gekkenhuis en ‘de krant’ – om in de ‘proevers-critiek te blijven.
Ook de bladzij over het landschap in Bretagne is uitmuntend – en zoo poëtisch als de pest!
Rien leest het langzaam, omdat ze het naar vindt als het uit zal zijn! Haar vroegere bezwaren tegen ‘Indië’ zijn door de bekorting, meent ze, en het andere arrangement erg verminderd, kleiner zelfs dan de mijne. Ik geloof dat Rien het toch ook als geheel nog hooger stelt dan ik, maar wij vinden beiden vergelijkingen als met Ina Damman absurd. Rien zegt dat wij allemaal (Menno, Slau, Vestdijk, de Vries, ik, etc -) wel eens dingen geschreven hebben die op ‘europeesch peil’ staan, maar nooit een zoo rijk en gevarieerd boek, zoo vol, zoo compleet, bijna – Politicus zonder Partij, dat zij erg waardeert, staat toch nog ‘in de schaduw van Nietzsche’, Du-
croo staat geheel vrij en op eigen beenen; kortom het is voor haar het boek van onze generatie. Voor mij ook, in zekeren zin. Ik zal er dus, ondanks mijn bezwaren die ik wel zal noemen maar niet al te erg wil uitmeten, in de nrc zeker vol waardering over schrijven.
Verder geen nieuws – behalve een paar notities en vragen op het blaadje dat ik nog insluit.
hart. gr. onder ons 4, steeds je
Henny
Ann.: Marsmans bespreking van Hlvh in de NRC is opgenomen in Verzameld werk (Amsterdam, 1960) blz. 486-490. ‘de Vries’ is Hendrik de Vries.
Arthur van Schendel aan E. du Perron
Van 23 tot 25 juni 1935 vond te Parijs een internationaal schrijverscongres plaats ‘pour la défense de la culture’. In het organiserend comité werd een belangrijke rol gespeeld door André Malraux, die het aan zijn vriend E. du Perron, toen wonend te Parijs, overliet welke Nederlandse schrijvers er uitgenodigd zouden worden. Zoals we weten uit een brief aan Ter Braak van dezelfde datum, verzond Du Perron op 3 juni 1935 invitaties aan Stijn Streuvels, August Vermeylen, Gerard Walschap, Henriëtte Roland Holst, J. Huizinga, Frans Coenen, Jan Greshoff, Ter Braak en Arthur van Schendel. Van deze schrijvers nam alleen Ter Braak deel aan het congres. Van Schendels motieven om thuis te blijven worden duidelijk uit de nu volgende brief, waarin tevens wordt gereageerd op Du Perrons kort tevoren verschenen roman Het land van herkomst.
18 Via Garibaldi Sestri Levante
4 Juni 35
Beste Eddy,
Het prospectus heeft my niet wyzer gemaakt. De titel ‘pour la défense de la culture’ is vaag; défense waartegen? Als ik opheldering daarover zoek vind ik het ‘plan d’études’, dat er uitziet als een zomercursus van een universiteit. En daarin staat niets van eenige verdediging van wat ook. Ik maak er niets anders uit dan een uitnoodiging om ook zoo’n lezing te houden. Maar uit hetgeen jy my vertelde kreeg ik den indruk dat er iets anders bedoeld wordt en die défense wyst daar ook wel op. Ik vermoed dat de actie een protest wil zyn tegen de beperking van de vryheid van schryvers om te schryven wat zy willen en dat dit protest dan vooral gericht is tegen régimes waar dit gebeurt. En als ik het wèl heb speciaal tegen rechtsche régimes. Als ik my hierin niet vergis smaakt het my te veel naar politiek. De belangstelling daarvoor is by my na myn 20e al heelemaal verloren gegaan. Protesteeren tegen een geval van ontrechting is best, maar protesteeren tegen ontrechting in het algemeen zou je wel je heele leven kunnen doen en daar moet je den aard voor hebben. Ik zou dus wel precies willen weten waartegen het de bedoeling is de cultuur te verdedigen.
Wy hebben ‘Het Land van Herkomst’ pas een paar dagen geleden ontvangen omdat het naar Amsterdam gezonden was en Kennie en Sjeu het eerste gelezen hebben. Wy zyn er dadelyk aan begonnen en lezen het om beurte. Ik zou nog niet kunnen zeggen hoe ik het vind, alleen zie ik al dat het jammer is dat je het niet meer beperkt hebt. Nu je het gedrukt voor je hebt zal je zelf die fouten ook zien. De Indische hoofdstukken zyn ongetwyfeld veel beter dan de Europesche. Het is of je den Indischen Ducroo buiten je hebt gezien en je met den Europeschen nog te veel opgescheept zat om te zien. Ook de figuren uit dien Java-tyd leven meer, over de anderen wordt alleen maar gesproken. Om het beeld van de ontwikkeling van Ducroo te toonen zyn zy niet geslaagd. Byv. die Huibert.
Uit verhalen die jy en Jan ons gedaan hebben kennen wy die en we zien hem voor ons, maar zooals hy hier staat is hy een anecdote, een overbodig detail van het gekkenhuis, en de gewone lezer vraagt waarom dat verteld wordt. Dat je met den Paryschen Ducroo nog geen weg wist blykt ook uit de dialogen, waar hy vaag blyft. Als beelding zyn die dialogen het zwakst. Ik vermoed dat Heverlé niet alléén een prater is zooals hier. En Bella, met haar praatjes die van een puber begrypelyk zouden zyn, niet van een byna-moeder, is vervelend. Ik dacht: lieve hemel, wat is die Ducroo nog een groene jongen dat hy zulk geleuter aanhoort. Dat is dus waarschynlyk een verkeerd beeld van Bella. Het geval van het Engelsche meisje is ook een te lange anecdote, niet een episode van D. De Indische verhalen zitten ook vol anecdoten, maar die zyn byna allemaal goed, duidelyk, meewerkend aan het verhaal van Ducroo. Van de vestiging aan de Zandbaai zie je alles, de vader die een geweer neemt om den hond aan het strand dood te schieten, is zoo duidelyk als het maar kan, en dat komt omdat D. dat terwyl hy schreef gezien heeft. Maar zooals ik zei, dit zyn maar indrukken. Ik lees het nogeens, want dat is het zeker waard. Je schreef niets van moeder en zoon, laat daar eens van hooren Of laat Bep dat liever doen Vraag jy nog maar eens inlichting over de defensie.
Hartelyke groeten voor jullie beiden van Annie en
Arthur