Jan Emmens
Nagelaten werk
In de nagelaten papieren van J.A. Emmens (1924-1971) werd een groot aantal in aantekenboekjes en op losse velletjes geschreven gedichten, ontwerpen voor gedichten, aforismen en ontwerpen voor aforismen aangetroffen. Voorzover dit ‘work-in-progress’ hetzij voltooid, hetzij de voltooiing in voldoende mate genaderd leek te zijn, wordt het gepubliceerd in het literaire deel van het Verzameld Werk, waarin onze selectie uitvoeriger wordt verantwoord. Wat hier volgt is een keuze uit dat nagelaten werk. Het merendeel van de gedichten, dus ook van deze keuze, is ontstaan in de zestiger jaren, hoewel een enkel gedicht iets ouder kan zijn. Het was mogelijk de proza-aantekeningen exacter te dateren, doordat de notitieboekjes waarin zij voorkomen, data vermelden. De hier volgende zijn geschreven in het jaar 1966.
H.A. Gomperts
P.C. van der Plank
Jan Emmens: verzameld werk
Het Verzameld Werk van J.A. Emmens zal in 1979 verschijnen. Het bestaat uit 4 delen. Deel I: Gedichten en Aforismen. Deel II: Rembrandt en de regels van de kunst. Deel III en IV: Kunsthistorische Opstellen.
G.A. van Oorschot, Amsterdam
Soms het gevoel dat ik, wanneer ik psychisch zou kunnen niezen, mijn angst kwijt zou zijn.
Biologen hebben geconstateerd dat de mens in vergelijking met het dier zich kenmerkt door ‘openheid’ en ‘creativiteit’. Paedagogen concluderen daaruit dat de mens nu moet worden opgevoed tot ‘openheid’ en ‘creativiteit’. Men zou zeggen: de mens is dat toch al. Vergelijkt men de mensen echter met de beste exemplaren die het mensdom heeft voortgebracht dan blijken zij, in tegenstelling tot deze exemplaren, juist te worden gekenmerkt door bekrompenheid en conformisme.
Onbewust is mijn tactiek: mijzelf uitsparen: niet gaan, om gemist te worden, niet doen, zodat een essentiële handeling ontbreekt, niet zeggen, zodat formulering te kort schiet. Maar ik vergeet dat ik meestal niet word gemist en niemand zich een voorstelling kan maken van wat een ander had willen doen of zeggen.
Toen de man genoeg had van zijn vrouw bij wie hij zes kinderen had, zei hij: beschouw mij verder maar als de kostganger van een flinke weduwe met 6 kinderen.
Ik moet ervan kotsen, maar zelfs dat kan ik niet.
In mij leeft een volstrekt eenzaam, zwaarbeschadigd, loeiend dier.
Idealisatie van Florence. Ik zie niet wat zij zien en misschien zien wij allebei niet wat er is, maar in elk geval zie ik iets heel anders
De vlucht van de paranoicus. Hij wil achterhaald en geknuffeld worden, misschien ook getuchtigd
Het dubbele gezicht à la Picasso: het is de breuk in mij waardoor ik mijzelf – in gezonde stemming – tegelijk en profil en en face kan zien, het is een soort kustlijn tussen geborgenheid en angst, tussen geloof in mijzelf en zelfverachting (die voortdurend tracht rekening te houden met de mening van buren, een mening die overigens door mijzelf wordt geprojecteerd.)
Voor ogen houden dat mijn beide buurlieden zelfs in hun stoutste dromen niet kunnen vermoeden wat mij ‘s nachts wakker houdt, (betreffende mijn vak, mijzelf, mijn familie), zoals ik in mijn stoutste dromen niet kan vermoeden etcetera.
Het is mij nog steeds onbegrijpelijk dat mijn boek is bekroond: er moet een hogere instantie bestaan die het veroordeelt.
Paranoia. Zich voortdurend binnen een kring van afwijzende rechters bevinden – negatieve zelfoverschatting –
Niet ik moet worden geanalyseerd, maar mijn superego.
Mislukte poëzie. In de verwaarloosde tuin van mijn onbewuste: rotzooi, onvrede, rancune, bloeit soms, een struik verhelderend inzicht
Wij zijn allen slachtoffers van ons vocabulaire, waarmee we toch wel iets essentieels bedoelen.
Emiel: van niets iets maken (economisch, tekeningen). Ik droom: van iets niets maken (ethisch?)
Existentieel. Ik denk dat zij denken dat ik niet besta, maar dat wil ik ook niet, denk ik
Isolatie (electriciteit!). Overal buiten staan, buiten blijven staan, buiten gaan staan = mijn ziekte, mijn fort
Ik ben bang dat zij van mij zullen zeggen wat ik denk van mijzelf
Spion. Ik loop voortdurend te loeren of ze mijn andere ik al in de gaten hebben.
Een idioot kwam mij vertellen ‘U hebt een sterke persoonlijkheid omdat U ongelijk kan bekennen.’ Hij wist niet dat ik niets liever doe dan dat