[p. 99]
Lloyd Haft
Drie gedichten
Kalaharizonsondergang
Ieder naar zijn soort:
Zij zoeken als het licht vermindert
Hun lafenis.
Ree, paard, leeuw bijeen:
Zij zijn te dorstig
Verder te vrezen.
Geen schaduw zo smal
Of daarin bestaat voor hen
Geborgenheid.
Geen dageraad bevroedend
Geven zij zich over
Aan een onbegonnen dorst.
[p. 100]
Dwergboom
Zijn wortels zoeken niet meer
De aarde, maar een vierkant
Van aardewerk –
Waarop, in vreemde tekens,
Een wonder staat geschreven:
‘De Boom van de Onsterfelijkheid.’
Een hart is niet te zien.
Schuilt het in de taaie stam
Die bevend in de lucht hangt,
Of tussen duizend bladeren
Die, nog zo klein, altijd nog
Zo verschrikkelijk groen zijn?
[p. 101]
Katwijk
Hoofd gebogen,
Regen oneindig: niet meer
Te tasten.
Paarslicht van wolken.
Duinen en dwergbomen
Samengescholen
Galmen:
Hier zijn de wegen
Waar velen bleven.
Oeverloos betrokken
Draag ik mijn antwoord
Zelf naar de zee.