Jeroen Brouwers
Literatuur en zelfmoord
Aantekeningen bij mijn lectuur II
De ‘trage zelfmoord’
Ik ben helemaal geen statisticus maar het is mij wel opgevallen dat de Nederlandse literatuur niet veel zelfmoorden heeft gekend. Er zijn wel veel schrijvers aan de drank dood gegaan, dat is ten slotte een trage zelfmoord.
Dit is een uitspraak van Marnix Gijsen1., – het is het meest versleten cliché in verband met ‘zelfmoord’ dat ik ken.
‘Dood gaan aan drank’ is niet een vorm van zelfmoord, ook niet ‘ten slotte’ ‘een trage zelfmoord’, wanneer met dat drankgebruik niet is beoogd eigenhandig die welbepaalde, tevoren overdachte, handeling te verrichten met het doel de eigen dood teweeg te brengen. Weliswaar is overmatig drankgebruik schadelijk voor de gezondheid, en ook is waar dat er schrijvers zijn die door drankgebruik hun gezondheid dermate hebben geschaad dat ze ten gevolge daarvan hun bestaan misschien hebben bekort, – maar zeker zo schadelijk voor de gezondheid is bij voorbeeld het roken van sigaretten, terwijl ik nooit heb gehoord of gelezen dat er ‘veel schrijvers aan het roken van sigaretten zijn dood gegaan’ en dat deze schrijvers ‘ten slotte’ door ‘een trage zelfmoord’ zouden zijn dood gegaan.
Voor wie op deze wijze redeneert, kunnen zo goed als alle oorzaken van doodgaan als ‘zelfmoord’ gelden, – voor hem is zelfmoord: ‘sterven ten gevolge van iets dat men voornamelijk om gezondheidsredenen beter niet zou hebben gedaan’. Zo is het wonen in door giftige gassen bezwangerde steden heel ongezond, misschien zelfs nòg ongezonder dan drinken en roken: wie na jarenlange inademing van die giftige gassen sterft, zou, vol-
gens de gegeven redeneertrant, ‘ten slotte’ dus zijn gestorven door ‘een trage zelfmoord’. Ook wie deelneemt aan het snelverkeer, een gevaarlijk beroep uitoefent, zich overgeeft aan een gevaarlijke sport, meedoet aan oproer of oorlog, enzovoort, loopt risico’s voor zijn gezondheid en zelfs zijn leven: ik kan bij al deze voorbeelden afzonderlijk en/of in combinatie schrijvers noemen die er hun leven bij hebben gelaten, – onder deze schrijvers is dáárom niet één zelfmoordenaar.
Al kent de literatuur ettelijke legendarische drinkers, – mij is niet één geval bekend van een schrijver die zich willens en wetens aan drank te buiten is gegaan met het vooropgestelde en enige doel zichzelf daarmee te doden.
Over de Russische dichter Ivan Semjonovitsj Bárkov (1732-1768) schrijft K. van het Reve in de ‘Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur’: Aangenomen wordt dat hij zich heeft doodgedronken. Dat dit slechts ‘wordt aangenomen’ bewijst al dat er niets valt te bewijzen.
Over een andere Russische dichter, Lev Alexandrowitsj Mey (1822-1862), heet het volgens een Engels naslagwerkje: Mey died of drink in Moscow.
Weer elders2. wordt over de Russische prozaschrijver Nikolaj Gerasimovitsj Pomjalovski (1835-1863) vermeld: hij dronk zich dood.
Met dit soort uitlatingen wordt gesuggereerd dat deze schrijvers zouden zijn gestorven niet zozeer ten gevolge van drankgebruik (bij voorbeeld alcoholvergiftiging, of een nier- of leveraandoening), maar door middel van drank: alsof zij drank zouden hebben aangewend om zichzelf opzettelijk en met voorbedachten rade te doden, zoals een ander tot dit doel een pistool, een hoeveelheid pillen, een strop of een gasfornuis aanwendt.
Zo gebruikelijk is het, alcoholverslaving vanzelfsprekend met zelfmoord in verband te brengen, dat Jan van Geelen in zijn lexicon ‘Auteurs van de twintigste eeuw’3. over de Oostenrijkse schrijver-drinker Joseph Roth (1894-1939) doodgemoedereerd vermeldt dat deze door zelfmoord
zou zijn gestorven. In ‘Vrij Nederland’ (22.3.1980) schrijft Wil Rouleaux over Roth dat hij ‘definitief (werd) geveld door Koning Alcohol’, weshalve hij Roth ‘een suïcidaal schrijver’ noemt. Joseph Roth verliet, zoals vele anderen, zijn vaderland onder druk van het Hitlerbewind. Het aantal zelfmoorden onder (deze) emigranten is ongekend hoog, constateert Koos van
Weringh in het boek ‘Joseph Roth in Nederland’4., en laat hier onmiddellijk op volgen: anderen plegen zelfmoord op termijn door zich langzaam in de alcohol te verdrinken. Roth behoort tot de laatste groep.
Aldus wordt van een cliché al te gemakkelijk een historische onwaarheid gemaakt. Roth beging geen zelfmoord, Roth had in het geheel niet de bedoeling ‘zelfmoord op termijn’ te begaan, Roth was niet een ‘suïcidaal schrijver’, – hij was een chronische alcoholist. Zelfmoord werd door hem uit ethische en religieuze overtuiging van de hand gewezen.
Uitlatingen als deze, waarvan een keur aan varianten bestaat (‘hij is in alcohol ondergegaan’ e.d.), zijn welhaast mondgemeen zodra de dood ter sprake komt van wereldberoemde schrijvers-alcoholisten als: Edgar Allan Poe (1809-1849), Charles Cros (1842-1888; ‘van een onvoorzichtig in zijn buurt afgestreken lucifer zou hij zijn ontploft’, getuigde een tijdgenoot), Jaroslav Hasek (1883-1923), Brendan Behan (1923-1964) en nog andere. Al dezen leefden zeer ongezond daar zij niet aan de kruik konden weerstaan, – maar door zelfmoord, traag al dan niet traag, zijn zij niet gestorven.
Op 9 november 1953 overleed, bijna negenendertig jaar oud, in een hotelkamer te New York de Engelse schrijver Dylan Thomas, omtrent wiens dood lange tijd is volgehouden dat deze het directe gevolg van zijn ‘tomeloze gebruik van sterke drank’ zou zijn geweest: – méér nog dan Brendan Behan gold Dylan Thomas als de god van de na-oorlogse literaire ‘dooddrinkers’, ook de dood van Dylan Thomas is veelvuldig als ‘een verkapte vorm van zelfmoord’ omschreven en raakte aldus verwebt in de mythe van het cliché. Vijfentwintig jaar na Thomas’ dood verscheen navolgend bericht in de wereldpers (in Nederland stond het op 18.11.1978 o.m. in ‘de Volkskrant’ en ‘nrc-Handelsblad’):
LONDEN, 18 nov. – Dylan Thomas, de woeste en droeve meesterdichter uit Wales, heeft zich niet doodgedronken maar is overleden nadat een arts in New York hem een dosis morfine had toegediend, aldus staat in een artikel in het nieuwe nummer van het blad World Medicine, geschreven door Paul Ferris.
Als dit waar is dan blijkt het algemeen aanvaarde verhaal dat Thomas 25 jaar geleden rechtstreeks door alcoholvergiftiging te gronde was gegaan, dus niet juist.
Volgens Ferris was een dokter, Milton Feltenstein, bij Thomas geroepen toen deze na een lange periode van hevig drinken ziek en zeer depressief was geworden.
‘Ik kan aantonen dat hij Thomas een halve “grain” morfine heeft toegediend en ben van oordeel dat dit en niet de whisky aan Thomas’ dood vooraf is gegaan.’
Toen dokter Feltenstein kwam had Thomas 18 glazen whisky op. Volgens Ferris was de dichter van oordeel dat hij in die tijd ‘op creatief gebied uitgeblust was’, dat zijn hele leven eenpuinhoop was geworden, dat hij een stadium had bereikt dat alles hem totaal niets meer kon schelen en dat hij in die tijd ook verdovende middelen was gaan gebruiken. (AP)
Befaamde schrijvers-alcoholisten die wèl metterdaad door zelfmoord zijn gestorven blijken zelfmoord te hebben begaan op een wijze die niets met alcoholgebruik te maken heeft gehad.
De Amerikaanse schrijver-drinker Jack London (1876-1916), auteur van onder andere de autobiografische roman ‘Koning Alcohol’, beging zelfmoord door zich niet aan alcohol, maar aan slaaptabletten te buiten te gaan.
De Russische dichter Sergej Jesenin (1895-1925), wiens dronkenschappen hem tot aan de rand van delirium tremens hebben gevoerd, beging zelfmoord door zich op te knopen.
De Amerikaanse dichter-prozaschrijver John Berryman (1914-1972), een notoir alcoholist, beging zelfmoord door zich vanaf een brug op het ijs van de Mississippi te pletter te storten.
Ook de Nederlandse literatuur kent grote drinkers wier namen zullen voortleven; ook deze grote drinkers heten allen ‘ten slotte’ de ‘trage zelfmoord’ te hebben begaan, – terwijl deze term even misleidend is als kraanwater in een jenerverfles.
Jacques Boersma, alias de dichter-prozaïst-schilder Alain Teister (1932-1979), leed aan drankzucht en gelijkertijd aan een leverkwaal. Jacques Boersma heeft zich zelf dood gedronken, zo staat te lezen in een aan hem gewijd
herdenkingsartikel5.. Hij is jong met drinken begonnen en is er zijn leven (lang) mee doorgegaan. Willens en wetens (). Zo’n dood laat de overlevenden achter met een angstig gevoel; het is geen prettige wetenschap dat iemand zich zelf bewust te gronde kan richten.
(Zo kan van mij, als ik morgen sterf, en ook als ik pas over dertig jaar sterf, precies hetzelfde worden geschreven, alleen in dezer voege dat ik mij heb ‘dood gerookt’: ‘Hij is jong met roken begonnen en is er zijn leven lang mee doorgegaan. Willens en wetens. Zo’n dood laat de overlevenden achter met een angstig gevoel; het is geen prettige wetenschap dat iemand zich zelf bewust te gronde kan richten.’ Daarnaast ben ik ‘willens en wetens’ ook nooit met mijn rug naar de tafel gaan zitten als daar de fles jenever op werd neergezet, ook mag ik graag ‘willens en wetens’ de sauskom aan mijn mond zetten om daar het overschot, als ware het soep, uit op te drinken, en nog meer uitermate ongezonde dingen zijn er waaraan ik mij ‘willens en wetens’, ‘mijn leven lang’, ‘bewust’, pleeg over te geven…
Ik ben de schrijver van de regels:
Ik had het plan, een krat van vierentwintig flessen zeer oude jenever van het merk Bols te kopen, mij daarmee in het verlaten boshuis te vergrendelen en te zuipen tot ik er aan zou sterven, – maar als ik dan geruime tijd zou zijn gestorven, zo’n dag of drie, dan zou ik opeens mijn ogen weer opslaan en de zon boven de dennen zien staan en de vooglen horen rumoeren en denken: tjemig, was ik me daar even dood!6.)
Evenmin als Alain Teister, is de grote drinker Gerard den Brabander (1900-1968) door enige soort of vorm van ‘zelfmoord’ gestorven, al kleeft dit cliché ook op zijn nagedachtenis. Jan Spierdijk7. schreef over de dood van Gerard den Brabander, door G.K. van het Reve gekenschetst als een ‘bij vuur of open vlam vermoedelijk ontploffende dichtervorst’8., deze ‘ontnuchterende’ en ontmytologiserende woorden: Zijn sterven was een
wonderlijke paradoxale speling der natuur. Hij viel in een Amsterdamse inrichting van de AA (Anonieme Alcoholisten) broodnuchter van de trap en stierf. Het was de voltrekking van de doem, waarmee hij was geboren en getogen.
Andere grote dode drinkers in de Nederlandse en Vlaamse letteren laat ik ongenoemd: – hun namen leven voort in andere verbanden.
- 1.
- Door mij geciteerd uit: Hugo Bousset, Schreien, schrijven, schreeuwen. Orion Descl?e de Brouwer, Brugge 1973.
- 2.
- In de Anotatie bij Venedikt Jerofejev, Moskou op sterk water. Uit het Russisch vertaald en van een nawoord voorzien door Mieke Lindenburg. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1979.
- 3.
- Ik citeer uit de tweede druk van dit lexicon. A. Oosthoek’s uitgeversmaatschappij n.v., Utrecht 1969.
- 4.
- Koos van Weringh en Toke van Helmond, Joseph Roth in Nederland. De Engelbewaarder, Amsterdam 1979.
- 5.
- Ursula den Tex, Bij de dood van Jacques Boersma. In: Vrij Nederland, 17.2.1979.
- 6.
- Jeroen Brouwers, Overal stilte. Krekelbosse klaagzangen. In: Mijn Vlaamse jaren, De Arbeiderspers, Amsterdam 1978.
- 7.
- Jan Spierdijk, Van Gogh en Den Brabander. In: De Telegraaf, 13.8.1977.
- 8.
- Gerard Kornelis van het Reve, Nader tot u. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1966.