Jacques Hamelink
Register III
In de Oudheid wist men dat men niets kon zeggen dat niet al gezegd was. Werkte dat intellectueel en moreel defaitisme in de hand? Gevaarlijker lijkt me het defaitisme van diegenen die menen dat alles nog voor het eerst gezegd moet worden, het defaitisme dat ontstaat wanneer ze op een voor hen kwade dag tot de conclusie komen dat ze zich vergist hebben.
Ons rest geen historische tijd, alleen psychologische. Daardoor lezen we alle gedichten van voor 1900, en vaak van daarna zelfs, ‘verkeerd’.
Ook wat de eeuwen overleefde duurde indertijd maar een uur, of een minuut.
Een man en zijn tijd, een tijd en zijn man. Het eerste maak je elke dag mee, het tweede is iets uitzonderlijks.
Bij al je betrokkenheid ook onverschillig weten te blijven. – Ben je betrokken, is de juiste onverschilligheid er?
Ook bij de uitvoering van composities als die van Cage wordt geteld. Terwijl zulke muziekstukken niets met tijd – wat is muziek anders dan het organiseren, het organisch maken van het tijdscontinuüm – van doen hebben en willen hebben. Men wil de simpele aardse kloktijd niet langer. Men wil de interplanetaire, kosmische tijd, die zich niet aan ons geeft, of de antitijd, die een waandenkbeeld is.
Kandinsky, Mondriaan, Beuys: als je je conclusies trekt uit de conclusies die
zíj trokken uit theosofismen en dergelijke, lossen de dampen van Pythia op.
Kandinsky: ter definiëring van ‘het geestelijke in de kunst’ verwees hij niet naar Titiaan of Rembrandt maar naar Boecklin en Segantini.
Mondriaan: madame Blavatzky en Schoenmaekers waren zijn geestelijke voorlichters.
Beuys, de stukapiloot die stuntman werd: hoor hem, terwijl Schillebeeckx al zweert bij Bhagwan en Marx, oreren over de ‘nog lang niet uitgeputte mogelijkheden van het christendom’.
Bij Magritte drukken foto’s van zijn schilderijen vaak de idee die hem voor de geest stond scherper uit dan de schilderijen zelf. Magritte schilderde zijn logica te flodderig. Hij was echt een ‘slechte schilder’.
Een van de grootste bedreigingen voor de literatuur van nu: de professionalisering ervan. Kijk naar de manier waarop vertalers, ook poëzievertalers, teamsgewijs te werk gaan. Kijk naar de koude berekening en plichtmatigheid waarmee ook gerenommeerde schrijvers ieder jaar hun seller op de markt brengen, naar de uitgeverijen die tekstverwerkingsbedrijven worden, naar de Vereniging van Letterkundigen waar men een jaar of wat geleden Vakbond van Schrijvers aan vastgeplakt heeft. De tijd van de schoenlapper in zijn pothuis en van de intellectueel in zijn studeerkamer is voorbij. Of men het weten wil of niet, Albert Heyn en de Hema leveren nu het model. En zij die theoretisch het hardst roepen dat het marktmechanisme een uitvinding van de duivel is, werken er vaak practisch het ijverigst aan mee.
Men kan de nadruk leggen op de vorm en hem daarmee wegleiden van de inhoud. De ‘pure’ formalisten hebben weinig of niets te zeggen dat mensen, ongespecialiseerd gebleven mensen zoals u en mij, boeit. Niet iedereen is een Celan! Overheersende aandacht voor de inhoud levert nooit poëzie op maar vaag gefilosofeer en geredeneer, dat is ook genoegzaam bekend. Daarom is een derde houding (die meteen de oudste en de beproefdste is) noodzakelijk. Evenveel nadruk op de vorm – maar onopvallend – als – maar onopvallend – op de inhoud.
Toenadering zoeken tot de spreektaal, niet tot de triviale mededelingen die daarin gedaan worden maar tot het semantisch en ritmisch skelet. Aanhechting vinden daaraan. Spierigheid.
Techniek in de poëzie is niet waar of onwaar. Dat wat iemand zegt is waar of onwaar.
De ‘beelden’ in de poëzie zijn er om het essentiële gebaar uit te drukken (meer dan een gebaar is er niet). Als de beelden het gebaar in de weg staan, het wegdrukken, wordt de poëzie onherroepelijk literatuur. Poëzie is alleen dan poëzie, als de beelden het gebaar oproepen. Het gebaar: een bijna niets, iets dat je tastbaar zou willen doen zijn en dat het tenslotte niet is en niet kan wezen. De beelden geven aan wat de dichter weet, of hij weet dat het om het gebaar begonnen is. Zuivere poëzie, een pleonasme. Er is poëzie, er is daarnaast het poëtische genre of hoe men het noemen wil.
Een dichter doorloopt alle stadia, net als het menselijk embryo. Nooit terugkeer naar een vroeger stadium. Maar alvorens aan het volgende te kunnen beginnen moet een dichter alle voorafgaande doorgemaakt hebben.
Het egotisme van de dichter en van de absolute ethicus, daar zit belangeloosheid achter. Het egotisme van bijvoorbeeld Stendhal en Du Perron is enkel egotisme. Daartegenover: Kafka, Teresa van Avila, Kierkegaard.
Een dichter noteert wat de mensen in zijn tijd voor hun rekening kunnen maar ook durven nemen. Op het spanningskoord tussen die twee woorden toont de dichter zijn vrijheid, en die van zijn tijdgenoten.
Sommige schrijvers willen door hun werkwijze de chaos, de consumptieprut, nog groter maken dan hij is. Ze willen aldus – o valse dialectiek! – de zaak ‘over de kop’ jagen, waarna dan het ‘nieuwe’ zou moeten beginnen. Geen schijn van kans dat dat ‘nieuwe’ (dat mij verwerpelijk voorkomt) op
deze wijze te realiseren valt. Deze schrijvers zijn niet alleen sociale en politieke, ze zijn in de eerste plaats artistieke chaoten. Sociaaal en politiek voor hen, hoe dan ook, geen kans op voortbestaan. En artistiek, zo mogelijk, nog veel minder.
De fout van de aanhangers van de dialectiek. Ze denken dat er alleen maar wijziging, wording is, en vergeten dat een paar dingen onwrikbaar blijven. Een kwade daad wordt nooit een goede, een goede nooit een kwade.
Er is iets dat vast staat, temidden van alle onafgebroken turbulente en trage verandering. En al stond het niet vast, wij mensen willen dat het vaststaat. Het verlangen naar het stabiele, zou dat niet al kunnen verwijzen naar een aan het bestaan zelf inhaerente stabiliteit?
Dilthey: In dem Individuum, das zum vollen Bewusstsein über sein Wesen gekommen ist, sind Realität und Idealität des Geschichtlichen eine Einheit, in ihm ist das Erleben des eigenen Selbst identisch mit dem Verstehen der Universalhistorie; es denkt sich im Grunde deshalb in die Geschichte hinein, weil es sie ist.
Idem: nicht Dialektik, sondern Hermeneutik!
De decompositie van de wereld.
It is worth noting that the desire to dissolve philosophical problems is connected at a deep level with the desire to transform man into a post-historical being by way of political revolution. No sane man would deny that human beings are oppressed by historical arrangements, or that traditional philosophical problems are often irritating in their obscurity and, all too frequently, stimulate the formulations of charlatans. It does not follow from this that oppression will be removed by the suppression of history, an act that would presumably suppress human beings as well.
Stanley Rosen, The Limits of Analysis.
We know that we have made no discoveries, and we think that no disco-
veries are to be made, in morality – nor many in the great principles of government, nor in the ideas of liberty, which were understood long before we were born altogether as well as they will be after the grave has heaped its mould upon our presumption, and the silent grave shall have imposed its law on our pert loquacity.
Edmund Burke, in 1789/1790.
Inderdaad, de atoombom is een verschrikking. En zij die toch al vies waren van bijvoorbeeld zelfverdediging misbruiken de bom ook nog eens. Naast de concrete gevaren ook nog eens het rookgordijn van woorden waarmee gevaren aan het oog onttrokken worden of totaal anders voorgesteld dan ze zijn. Misschien het grootste gevaar dat ons bedreigt:, de, vandaag ook door filosofen bedreven, verbale vervuiling van het milieu.
Europa moet leren begrijpen dat het niet het brandpunt van de westerse beschaving meer is. Op een dag zouden we voor de amerikanen kunnen zijn wat de Grieken voor Rome waren. Of minder. Wie op niet meer kan hopen doet het best daarop zijn hoop te vestigen. Maar zelfs als er op minder gehoopt zou moeten worden zou de hoop niet onzinnig zijn. All things fall and are built again, / And those that build them again are gay. Die paar regels uit Lapis Lazuli zijn door Yeats niet zomaar als een poëtisch hoogstandje bedoeld.
Euthanasie. Ik zie maar één oplossing. Alleen degene die dood wil kan kiezen voor zijn dood. Een ander kan dat nooit voor hem. En als iemand ‘wel dood wil’ maar de verantwoordelijkheid aan anderen, familieleden, overlaat of wil overdoen? Dan moet hij verder leven tot hij ‘vanzelf’ sterft. Dat is dan zijn keus. – Aan de medische hulpverleners is gedacht. Er is bovendien aan gedacht dat de laatste verantwoordelijkheid niet bij hen en hun techniek ligt, maar bij ons, die van hun diensten gebruik maken, en zelfs het recht hebben ze te weigeren.
Voor vrijwillig sterven zal ik, desnoods, kiezen. Voor iemand doden, ‘u it zijn lijden verlossen’ zoals men zo graag zegt, zal ik nooit en onder geen
voorwaarde kiezen. Ik heb voor de laatste keus gestaan en ik koos toen voor het doden, dat me verhinderd werd. Toen de dood vanzelf was gekomen begreep ik dat ik uitsluitend uit egoïsme, uit een gevoel van diepe gegeneerdheid, tot doden had willen overgaan.
Totaal ontluisterd leven, wie zegt dat dat geen leven meer is en dat het vernietigd moet worden?
Degenen die van mening zijn dat informatie gelijk staat aan inzicht vergissen zich schromelijk. Ze slaan een stadium over. Informatie moet verwerkt worden. En we krijgen allemaal zoveel informatie over ons uitgestort, over zoveel zaken, dat we vrijwel niets meer kunnen verwerken.
Van een leraar nederlands hoorde ik dat de televisie de schoolkinderen verpest heeft. Mogelijk. Maar misschien kan televisie alleen maar zo’n funeste rol spelen doordat de meeste leraren net zo min als hun leerlingen het verschil kunnen zien tussen een boom die beweegt op televisie en een echt bewegende boom.
Wat is voor een mens decenter dan een bescheiden houding ten overstaan van het raadsel? Over een buiging naar de kant van het raadsel heb ik het niet eens (ofschoon ik die buiging probeer te maken, en ofschoon het complete mensdom van het verleden hem gemaakt heeft – hij is essentieel). Wat de occultisten aangaat, met hun ‘raadsel’, of raadseltjes, wenst een gewoon mens niets van doen te hebben.
Metafysica, begripsmatige poëzie.
Diep in de nacht. Mooi, afgrijselijk kattegekrijs. Zelfs hier, temidden van het beton.