[p. 77]
Cees van Hoore
Gedichten
Avond op het land
Sloten vol groene paletten; uit elk duimgat
steekt een in gele verf gedoopte kwast.
Overhemden juichen op een achtererf. De wind
haalt zijn grove kam door het gras.
Achter een venster worden gezichten schoksgewijs belicht
alsof ze naar een reeks explosies staren. Gelaten
sleept vee zijn doedelzak mee. De verte is bepluimd
met sproeiers die de aarde laven.
Een haas richt zijn oren. Het is de indiaan niet
die uit mijn jeugd geslopen komt.
Huiswaarts fiets ik. Zwijgend.
Zo komen er nooit vliegen in mijn mond.
[p. 78]
Flush
Verslaafd aan het applaus
van eenden
hun vlucht boven het ven.
Diep snoof hij de dood in
zoals de wijnkenner
een vreemd bouquet.
Van patrijzen die hij aandroeg
kneusde hij geen vleugelpen;
ze schenen
uit stillevens te zijn weggegrist.
Nu de wind het gras
tegen de aarde houdt
zie ik hem weer:
hij graaft verwoed
op de plek waar hij ligt.
[p. 79]
Samos
De rustige omgeving klopt:
dit verblijf biedt uitzicht
op een kerkhof
‘s Morgens haalt een vrouw
de vazen weg.
Zeelucht vreet in.
Tegen de schemering –
o, welke vogel in de heg
fluit telkens hetzelfde? –
brengt zij ze
gepoetst en zonder bloemen
terug naar de graven.
In de laatste vaas
bekijkt ze snel haar mond.
Nooit zag ik iemand mooier en
trouwer een leegte ronddragen.