[p. 101]
Jos Droes
Gedichten
Afscheid van endegeest
voor marij
zeegroen geverfde zalen, blinkend zeil,
een vloot van paviljoenen. hier verwijlen,
voor anker op de rede van oegstgeest,
de ware liefhebbers van windstil weer.
dit is hun reis: het uitzicht op een haven
die nooit bereikt zal worden, nooit verlaten;
en ‘t ooit gegist bestek onder herinneringen
stil toegedekt. zo, als verstekelingen,
zijn zij de wereld en zichzelf ontkomen;
zijn zij op weg, eenzelvig en eenkennig,
altijd op weg tussen de oude bomen
en rododendrons, glanzend in het licht.
aan hen klampt men zich vast, bang en onwennig
bij elke kans op schipbreuk van ‘t gesticht.
[p. 102]
Aquarel
op het zichtbare inbreuk maken,
dat het in gebreke
zich aftekent.
het ontbrekende weglaten.
zo snel ‘t penseel je draagt
toevoegsels aan het wit
verwelken. dit
telkens erop gewaagd.
waakhond schaduw, licht
en verte aangelijnd;
ach, dichterbij dan hier
laat hij ons niet.