Niet gesignaleerd
Tien jaar geleden werd in de Sowjet-Unie een schrijver gearresteerd. Dat was niet voor het eerst, voor hemzelf zomin als voor Russische schrijvers in het algemeen; voor het laatst was het trouwens ook niet. Wat wel nieuw was, en sedert die februari 1974 ook nooit meer is herhaald, was de mate van publiciteit die het geval kreeg in de Westerse pers en televisie. Zeker een week lang werd, onder vette koppen op de voorpagina’s van de kranten ook in ons land, over zijn lot bericht. Zou hij worden veroordeeld? Werd hij opnieuw het kamp ingestuurd? Of was de Sowjet-overheid toch wat anders met hem van plan? Klopten de geruchten dat hij zou worden uitgewezen? En inderdaad: na een week vol spanning, waarin het lot van de schrijver in kwestie hoofdonderwerp van al het nieuws was en bleef, landde hij op het vliegveld van Frankfurt, korte tijd later door zijn gezin en zijn complete literaire archief gevolgd; zelf was hij tot het laatst toe blijven geloven dat het om een truc van de kgb ging om hem van kant te maken zonder voor die daad zelf de verantwoordelijkheid te hoeven dragen. Het boek dat tot zijn uit het land gezet worden de onmiddellijke aanleiding was geweest, verscheen in tal van vertalingen, haalde enorme oplagen, en was in datzelfde jaar voorwerp van veel publiciteit, nadat al eerder het debuut van de schrijver, in 1962, voor aanzienlijke opschudding had gezorgd, in de Sowjet-Unie zelf zogoed als in het Westen waar het als één van de spectaculairste manifestaties van Chroesjtsjows poging tot destalinisatie werd beschouwd. Dat het hier niet alleen om belangrijke politieke effecten ging maar om één van de grote schrijvers van de 20e eeuw, was in de tussenliggende 12 jaar geleidelijk gaan doordringen, in de periode waarin zijn werken in zijn eigen vaderland niet meer, maar alleen nog via naar het Westen gesmokkelde manuscripten konden worden gepubliceerd. In zijn hele literaire loopbaan en oeuvre zijn trouwens de politieke werking en de literaire waarde nooit anders dan wellicht te onderscheiden, maar zeker niet te scheiden elementen geweest.
Geboren is deze schrijver in Kislowodsk, op 11 december 1918, en uit dat feit alsmede de omstandigheid dat hij nog steeds, in leven is (hij woont en werkt in de vs, in de staat Vermont), volgt dat hij kort geleden 65 jaar is geworden. Stellig was de arrestatie van de man die, in het begin van de jaren ’70, in feite de voorman was geworden van de oppositie in de Sowjet-Unie een spectaculairder gebeuren dan een verjaardag. Toch is daarmee het totale stilzwijgen nog niet afdoende verklaard dat diegene begroette die nrc/Handelsblad, Volkskrant, Trouw, Parool e tutti quanti van zaterdag 10 en maandag 12 december er op nasloeg. Geen woord, nergens. Waarom? Omdat verjaardagen van een cultuurdrager die een door 5 deelbare leeftijd heeft bereikt nooit worden herdacht? Dat viel wel mee, in het Luther-, Marx-, Wagner-, Kafka-, Keynes-, en weet-ik-wie-nog-meer-jaar. Omdat bij nog levenden dit soort gelegenheden discreet pleegt te worden genegeerd, om plaats te maken voor allerlei opgewonden feestvierderij zodra dat postuum kan geschieden? Reve, om me tot één vaderlands voorbeeld te beperken, kan van het tegendeel getuigen. Nee, met Solzjenitsyn moet iets anders aan de hand zijn, of is het soms toeval dat van al die bestsellers uit de jaren ’70, in Nederlandse vertaling niet één meer anders dan via de ramsj verkrijgbaar is?
Ik vrees dat van te velen het antwoord op deze retorische vraag zal luiden dat iedereen intussen toch weet dat de man een al geruime tijd geleden ontmaskerd fascist is, wiens Slavofiele, reactionaire praat ons in het Westen niets te zeggen heeft. Zij die dit verhaaltje, of enige variant erop, gedachteloos nakwaken, beseffen waarschijnlijk niet dat ze daarmee alleen maar herhalen wat hun is voorgekauwd door Andropows leugenfabriek, die als altijd zich baseert op enkele met de realiteit althans enig verband houdende feiten, zoals het onmiskenbare feit dat Solzjenitsyns politieke denken in de Slavofiele traditie wortelt, en dat hij zeker geen demokraat van het Westerse type is, maar deze tegelijkertijd in een stompzinnig, platvloers, en uiteindelijk volstrekt fictief verband plaatst.
1983 was niet alleen het jaar waarin Solzjenitsyns 65e verjaardag in de Nederlandse pers werd genegeerd; het was ook het jaar waarin meer dan ooit tevoren publicaties in de Russische nieuwsmedia bij ons tot voorpaginanieuws werden. Het zijn niet in de laatste plaats de Westerse kranten
en televisie die de Russische leiders in staat hebben gesteld om wat zakelijke onderhandelingen over ontwapening hadden kunnen worden, om te zetten in een propagandaslag, achter de rookwolken waarvan ze hun eigen ‘stonewalling’ konden verbergen. In toenemende mate is de greep die de Russische overheid op het nieuws in eigen land uitoefent zich tot de Westerse media aan het uitstrekken, niet via enig konkreet, rechtstreeks werkend machtsmiddel, maar door een politiek van toenemende intimidatie van de bevolkingen in West-Europa, die haar wordt mogelijk gemaakt door een toenemende militaire overmacht. Dat is, hoe ‘Koude-oorlogsachtig’ het ook klinken mag, de uiteindelijke oorzaak van het recente nationale zwijgen bij Solzjenitsyns 65e verjaardag: we luisteren niet meer naar hem, niet omdat hij een fascist zou zijn, of dergelijke nonsens, want diep in ons hart weten we wel beter, maar omdat hij altijd het Westen een spiegel heeft voorgehouden van het eigen falen in het omgaan met de Sowjet-Unie en wat daar gaande was en is. Dààrom is Goelag Archipel de vergeetmachine ingegaan; dààrom verdringen we maar liever de gedachte aan de auteur van het hoofdstuk ‘Boeddha’s glimlach’ uit In de eerste cirkel; dààrom doen we maar net alsof hij niet bezig is met één van de meest grandioze projekten uit de literatuurgeschiedenis, de literaire reconstructie van de jaren rond 1917 die Ruslands, en daarmee in toenemende mate ook ons eigen lot voorgoed hebben bepaald, een projekt waarvan Augustus veertien niet meer dan de eerste, zelf nog incomplete aflevering is geweest. De aandacht voor Solzjenitsyn is tot een maat geworden voor de weerbaarheid van het Westen, en zomin als het toeval is dat de nrc en al die andere journalistieke produkten (om van de televisie maar te zwijgen) de 11e december stilzwijgend voorbij hebben laten gaan, zomin is het onverwacht dat alleen in Frankrijk die datum in pers èn televisie uitgebreid aandacht heeft gekregen: het enige land waar de publicatie van Goelag Archipel aanleiding is geweest tot een politieke heroriëntatie; het enige land ook in West-Europa waar de pacifistische golf van de laatste jaren nog steeds geen voet aan de grond heeft gekregen. Het is vreemd maar waar: de mate waarin de wereld aan het sowjetiseren is valt af te meten, niet alleen aan het vermogen van de Sowjet-Unie haar koloniale bezit (in Oost-Europa, in Ethiopië, Zuid-Jemen, Mozambique, Angola, Afghanistan, Nicaragua) in stand te houden
of zelfs uit te breiden, niet alleen aan haar vermogen de bevolkingen van de Westerse landen tegen hun eigen verdediging op te zetten, maar ook aan de lotgevallen van en het gebrek aan aandacht voor de man die werd geboren in Kislowodsk op 11 december 1918, nu 65 jaar geleden.
H.F. Cohen
29-12-1983