Weerwoord
Test zelf uw intelligentie
‘The Mystery of the Missing Line’, schreef Charles B. Timmer boven zijn Russische Notitie in Tirade 296. Het ging om een regel uit de memoires van Alexander Herzen, geciteerd door L. Ginzburg in haar studie ‘Byloje i doemy’ Gercena (Leningrad 1957, p. 307), luidend: Hij loog niet, maar de waarheid kostte hem niets (On nje lgal, no istina jemoe nitsjego nje stoila). Herzens opmerking slaat op de Duitse dichter Georg Herwegh, de verleider van Herzens vrouw, die hem een jammerende brief geschreven had. In de Herzen-uitgave van de Akademie van Wetenschappen van de ussr staat deze zin niet. Het mysterie van de ontbrekende regel was hiermee geschapen.
Speurwerk is leuk; Charles Timmer weet dat overtuigend duidelijk te maken. Des te leuker wordt het, als je het idee krijgt: er klopt iets niet in deze thriller. Dan hoef je niet meer Dr. Watson te spelen, maar je wordt zelf een Sherlock Holmes.
Zoals het grote detectives betaamt, deed ik het denkwerk zittend in mijn stoel. Ik ben niet gaan kijken naar manuscripten of edities; ik kan trouwens niet eens Russisch lezen. Mijn gegevens bestonden uitsluitend uit de mededelingen van Charles Timmer zelf (al heb ik hulp gevraagd voor de woordelijke vertaling van de door Timmer geciteerde zin). Zo kunt ook u, lezer, met mij meedenken in uw luie stoel. Ik vraag u zelfs het niet louter als particulier intelligentie-spelletje te willen opvatten, maar uw ideeën naar de redactie van Tirade te sturen (al kan er helaas geen hoofdprijs worden uitgereikt). U zult namelijk aan het slot zien, dat ik er niet goed uitkom. Hulp van Slavisten (wellicht van Charles Timmer?) die informatie over manuscripten kunnen verschaffen is natuurlijk ook welkom. Dit alles dient geen hoger doel; ik heb de kwestie aangepakt terwille van de denksport.
De feiten, te vinden in het artikel van Charles Timmer, zijn de volgende:
– | Herzen-editie van M.K. Lemke (deel 13, Petersburg 1919, p. 509), gebaseerd op afschriften uit de nalatenschap van Herzen:
|
||
– | Herzen-editie (1946, p. 481), gebaseerd op reeds eerder gedrukt bronnenmateriaal:
|
||
– | Herzen-editie van de Akademie van Wetenschappen van de ussr (deel x, Moskou 1956, p. 249):
|
Aanvankelijk dacht Timmer aan een slordigheid (haplografie), maar vervolgens ging hij een blik slaan in het door Herzen eigenhandig geschreven manuscript, dat zich in Amsterdam bevindt. Dit ms vertoont in de bewuste passage (p. 41) een doorhaling en een verbetering. De oorspronkelijke tekst luidde:
Hij loog niet – ik blijf hier expres bij stilstaan, anders is het immers onmogelijk de innerlijke zin van het hele drama te begrijpen. Hij loog niet – maar zijn waarheid kostte hem niets.
Dit is doorgestreept vanaf ‘ik blijf hier expres bij stilstaan’, en er is boven geschreven: maar dat verplichtte hem nergens toe. De geëmendeerde tekst luidt dus:
Hij loog niet, maar dat verplichtte hem nergens toe.
Hiermee is de editie van de Akademie, die eerst de boef in het verhaal leek te zijn, gerehabiliteerd. Alleen zou ik wel willen weten waarop deze editie gebaseerd is. Is dat inderdaad het ms uit Amsterdam? Is dit dan aan Rusland uitgeleend? Sinds wanneer bevindt het zich in Amsterdam? Hierover geeft Charles Timmer geen uitsluitsel.
In plaats daarvan werpt Timmer drie andere vragen op, ‘mysteries’ waarover ik het nu wil hebben. Twee van zijn vragen komen op hetzelfde neer:
1. | Waarom streepte Herzen een mededeling door die hij zelf zo belangrijk vond, gezien de tussenzin ‘ik blijf hier expres bij stilstaan, anders is het |
immers onmogelijk de innerlijke zin van het hele drama te begrijpen’? | |
2. | Waarom streepte Herzen een mededeling door die hij zelf zo belangrijk vond, gezien de onderstreping van ‘Hij loog niet – maar zijn waarheid kostte hem niets’?
Timmer draagt zelf een oplossing aan, waarop ik zo dadelijk terugkom. Het derde mysterie wordt door Timmer niet in de grammaticale vorm van een vraag gegoten; evenmin tracht hij er een oplossing voor te vinden. Hij volstaat met te zeggen dat het een mysterie is. Timmer constateert dat |
3. | De doorgestreepte tekst in Herzens handschrift luidt: Hij loog niet – maar zijn waarheid kostte hem niets, terwijl de editie van Lemke en die van 1946 hebben: Hij loog niet, maar de waarheid kostte hem niets. En dat is heel wat anders, merkt Timmer op. ‘De waarheid’ is ‘de filosofische “waarheid” omtrent het menselijk bestaan’; als die waarheid Herwegh niets kostte betekent dat, dat hij er zonder moeite inzicht in verwierf. ‘Zijn waarheid’ slaat op Herweghs eigen lamlendige leven; als die waarheid hem niets kostte betekent dat, dat hij dit leven straffeloos kon leiden. Punt. Met deze constatering moeten we het doen. |
Het moment is nu aangebroken waarop de grote detective aan zijn pijp trekt en denkt: wat betekent die modder op de schoen van Jansen? Ik verzoek u wakker te worden.
Waarom kraste Herzen een mededeling door die hij kennelijk belangrijk vond? De oplossing die Timmer aandraagt is de volgende: Herzen heeft de mededeling geschrapt omdat hij hem in een andere publicatie wilde gebruiken. Hij wilde ‘zijn kruit niet verschieten’, zoals Timmer het formuleert.
Wij mogen nu verwachten dat Timmer die andere publicatie van Herzen aanwijst, en dat doet hij ook. Het is een stuk in Het Sint-Petersburgse Dagblad van 1856, waarin Herzen een beeld schetst van de westerse mens. Onder de types die hij portretteert is ook het type ‘Georg Herwegh’, zij het in de vermomming van Horace, een romanfiguur van George Sand. Timmer citeert een passage (48 regels Tirade) uit Herzens artikel, om te laten zien dat de persoon die niet loog maar wie de waarheid niets kostte hier ten voeten uit is afgebeeld. Dat moet de reden zijn, aldus Timmer, waarom deze kenschets van Herwegh uit Herzens memoires is geschrapt.
Hiertegen moet ik protesteren, om de volgende redenen:
1. | Deze redengeving is niet plausibel. |
2. | Herzen hééft die mededeling niet geschrapt uit zijn memoires. ‘Das kommt noch hinzu’, zoals de onderwijzer zei – na uitgelegd te hebben dat de Cycloop met zijn stenen het schip van Odysseus miste omdat hij als éénogige geen afstand kon schatten – tegen het jongetje dat opmerkte dat de Cycloop door Odysseus blind was gemaakt. Ik wil maar zeggen: als punt 2 juist is, hoeven we het over punt 1 niet eens te hebben. Maar laat ik dat toch even doen. |
Elke dominee heeft maar een stuk of twee thema’s waarop hij steeds weer terugkomt, heb ik horen opmerken. Dat geloof ik best. Toch hoeft dat niet tot gevolg te hebben dat de kudde wegdoezelt: het is de inkleding van de thema’s, die het ‘m doet. En dominees nog daargelaten – het is voor een schrijver al even onvermijdelijk dat hij soms, of vaak, op hetzelfde terugkomt. Dat hoeft absoluut niet te betekenen dat hij ‘zichzelf teveel herhaalt’. (Zoals onze grote Volksschrijver eens opmerkte: wat kan ik anders doen dan ‘mezelf herhalen’?) Zo zie ik ook niet in, waarom Herzen niet meermalen in zijn werk zou kunnen uithalen naar mensen van het ‘type Herwegh’. Herhaling wordt pas bezwaarlijk in geval van een heel speciale ongewone formulering – hoewel dat ook weer niet altijd opgaat; ik kan me best een schrijver indenken die het bij herhaling heeft over Gal en Last. Een mooi voorbeeld van een onherhaalbare formulering is de zin waarin Renate Rubinstein Marsman parafraseert (Naar de bliksem? Ik niet, p. 225): en in alle gewesten wordt de vonk van de rede met zijn eeuwige aanstoot geweerd en gesmoord. Daar kun je natuurlijk geen twéé keer mee aankomen.
Staat er een formulering in Herzens dagblad-artikel, die – zo hij al niet identiek is met de formulering in de memoires, dan toch zó sterk erop lijkt dat daardoor het schrappen verklaard kan worden? Ik zocht naar de trefwoorden ‘liegen’, ‘waarheid’ en ‘niets kosten’. Welnu. ‘Waarheid’ komt niet in het geciteerde stuk voor. ‘Niets kosten’ ook niet; wel ‘tot niets verplichten’, maar dat was nu juist de term die Herzen in zijn memoires in de plaats heeft gezet van het doorgestreepte ‘niets kosten’! Zou vrees voor een doublure de reden geweest zijn van de verandering, dan zou hij dus ‘tot niets verplichten’ hebben moeten veranderen in ‘niets kosten’, maar niet omgekeerd. Tot slot ‘liegen’. ‘Hij loog niet’, staat in de bedoelde passage in de memoires. En wat vinden wij in het dagblad-artikel? ‘Horace is zelf… de verpersoonlijking van de leugen.’
We moeten dus vaststellen, dat Timmer een niet plausibele reden aan-
draagt voor een ingreep die Herzen niet heeft verricht. Dat Herzen – in strijd met wat door Timmer gesteld wordt – zijn mededeling in de memoires niet heeft laten vervallen, is iets dat gemakkelijk aanschouwelijk gemaakt kan worden.
oorspronkelijke zin | veranderd in |
Hij loog niet – | Hij loog niet – |
ik blijf hier expres bij stilstaan, anders is
het immers onmogelijk de innerlijke zin van het hele drama te begrijpen. Hij loog niet – maar zijn waarheid kostte hem niets. |
|
maar dat verplichtte hem
nergens toe. |
Het schrappen van de verklaring waarom je iets opmerkt, betekent niet dat je de opmerking zelf laat vallen. De opmerking ‘hij loog niet’ is zoals we zien blijven staan. Misschien is de indringendheid ervan zelfs wel groter zònder de toevoeging dat het om een belangrijk punt gaat.
Toen de tussenzin eenmaal was geschrapt, kon ook het tweede ‘hij loog niet’ weg. Vanzelfsprekend – ik weid hier expres over uit omdat er vast wel een lezer bij is die het niet meer zo goed kan volgen – vanzelfsprekend werd ‘hij loog niet’ herhaald omdat Herzen zichzelf had onderschept door die lange tussenzin. Vervalt de tussenzin, dan kan het tweede ‘vanzelfsprekend’ (pardon, ‘hij loog niet’) ook vervallen.
Nu rest mij slechts aan te tonen, dat ‘maar dat verplichtte hem nergens toe’ precies hetzelfde betekent als ‘maar zijn waarheid kostte hem niets’. Ik kom hiermee meteen op Timmers ‘derde mysterie’: het feit dat de beide edities die deze woorden hebben bewaard ‘de waarheid’ afdrukken, terwijl Herzens manuscript ‘zijn waarheid’ heeft – wat volgens Timmer een essentieel verschil zou zijn.
Naar mijn mening betekent ‘zijn waarheid’ hier: zijn de-waarheid-spreken. Herwegh sprak wel de waarheid, maar hij verbond daar geen enkele consequentie aan; zijn de-waarheid-spreken kostte hem niets.
Dat is hetzelfde als: hij loog niet, maar dat (het niet-liegen) verplichtte hem tot niets. Herweghs woorden waren goedkoop, wil Herzen blijkbaar zeggen; er volgden geen daden op.
Als mijn interpretatie juist is, dan heeft Herzen zijn opmerking onver-
kort gehandhaafd. De formulering mag dan ietsje zijn veranderd en de nadrukkelijke tussenzin is weg, maar de essentie van de mededeling is bewaard. Bovendien hoeven wij ons dan niet het hoofd te breken over het onderscheid tussen ‘zijn’ en ‘de’ waarheid: alletwee kunnen uitgelegd worden als zijn de waarheid spreken; de beide edities hebben dus niets wezenlijks aan de inhoud veranderd. Hun fout is wellicht te verklaren door het feit, dat het onderscheid tussen ‘de’ en ‘zijn’ in het Russisch niet wordt uitgedrukt door het gebruik van een ander woord, zoals in het Nederlands, maar door de toevoeging van een woord: de waarheid = istina; zijn waarheid = istina jego. In de edities is jego weggevallen, een simpele mechanische fout.
Hiermee zijn Timmers mysteries opgelost. Alles is zo klaar als een klontje. – Of toch niet?
Voor mijn gevoel beginnen de raadsels nu pas echt. Wij moeten ons schrap zetten voor het kernprobleem. Hoe komt die modder in godsnaam op de schoen van Jansen?
Terwijl de Herzen-editie van de Akademie van Wetenschappen nauwgezet de geëmendeerde tekst van Herzen volgt, zijn de editie van Lemke en die van 1946 daarvan afgeweken. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
De editie van Lemke is gebaseerd op ‘afschriften’ uit de nalatenschap van Herzen. De editie van 1946 is gebaseerd op ‘reeds eerder gedrukt bronnenmateriaal’. Dat moet dan wel hetzelfde materiaal zijn als waarop Lemke zich baseerde, want ‘reeds eerder gedrukt’ moet op de Lemkeeditie slaan.
Beide edities hebben dezelfde tekst. Dat doet vermoeden, dat het bronnenmateriaal door hen getrouw is weergegeven; want het is niet waarschijnlijk dat zij, het fout overnemend, toevalligerwijs tot hetzelfde resultaat kwamen. (De één goed en de ander fout kan óók niet, want dan zouden ze verschillen.)
Hun bron had dus: Hij loog niet, maar dat verplichtte hem nergens toe. Hij loog niet, maar de waarheid kostte hem niets.
Deze bron wordt een ‘afschrift’ genoemd. Dat houdt in, dat een ander dan Herzen de schrijver was; immers, was het Herzen zelf geweest, dan zou de term ‘afschrift’ denk ik niet zijn gebruikt (veeleer de term ‘autograaf’).
Nu is de vraag: hoe is de afschrijver gekomen tot deze afwijking van het manuscript van Herzen?
MS Amsterdam | afschrift |
maar dat verplichtte hem nergens
toe. |
|
Hij loog niet – ik blijf hier expres
bij stilstaan, anders is het immers onmogelijk de innerlijke zin van het hele drama te begrijpen. |
Hij loog niet, maar dat verplichtte
hem nergens toe. Hij loog niet, maar de waarheid kostte hem niets. |
Hij loog niet – maar zijn waarheid
kostte hem niets. |
Als we de verandering van ‘zijn waarheid’ in ‘de waarheid’ even negeren, dan valt het volgende waar te nemen. Het afschrift bevat een zin van ná en een van vóór de verandering!
Het is curieus. Wat kan de kopiïst hebben bezield?
Ik heb gezocht naar verklaringen voor de discrepantie tussen de beide teksten, waarbij het níet nodig is het bestaan van een ‘crazy copyist’ aan te nemen. Ik vond er drie, maar ze bevredigen mij niet.
1. | De afschrijver kopieerde een ànder exemplaar van de memoires, dan wat zich nu in Amsterdam bevindt. Als dat manuscript ook een (niet door Herzen geschreven) afschrift was, wordt het probleem alleen maar verplaatst (hoe kwam díe afschrijver dan aan zijn tekst?); ik bedoel dus een andere door Herzen zelf geschreven tekst.
Maar: het lijkt mij niet al te waarschijnlijk dat Herzen de memoires twee keer uitschreef. |
||||
2. | Herzen heeft de verandering in etappes aangebracht:
Dit lijkt mij onwaarschijnlijk, omdat ik meen dat het tweede ‘hij loog niet’ automatisch tegelijk met de tussenzin verviel, en dat het erboven geschrevene ter vervanging dient van ‘maar zijn waarheid kostte hem niets’. |
||||
3. | Het afschrift (dat inmiddels van de aardbodem weggevaagd is) bevatte zelf ook correcturen. Het was gekopieerd vóórdat Herzen verbeteringen |
aanbracht in zijn ms. Later gaf Herzen opdracht het afschrift te corrigeren, overeenkomstig de verbeteringen in zijn manuscript. De corrector kopieerde de erboven geschreven woorden en streepte de tussenzin door, maar vergat het laatste stuk door te strepen. |
De corrector was dan misschien niet crazy, maar wel een uitgelezen sloddervos. Was zijn inkt misschien op midden onder het doorstrepen?
Al met al geloof ik, dat we niet onder de ‘crazy copyist’ uitkunnen. Deze kopieerder heeft het manuscript uit Amsterdam gebruikt. Hij heeft kennelijk de boven de tekst geschreven woorden onder ogen gehad; dus moet hij ook de doorhaling tot het eind toe hebben gezien. Desondanks besloot hij eigengereid, het laatste stuk tòch over te schrijven. Lekker pùh. Of dacht hij soms, dat de (nog duidelijk zichtbare) onderstreping van het laatste zinnetje betekende: herstel! Wie zal het zeggen?
Mocht u licht zien in deze zaak, dan houd ik me warm aanbevolen. Tot slot wil ik Charles Timmer bedanken voor zijn boeiende artikel. Een stuk is werkelijk goed geschreven, als het zó’n prikkelend effect heeft.
Uw oplossingen gaarne zenden naar Herengracht 613, 1017 CE Amsterdam.
Ondertussen moet ik u verzoeken mij de eerste tijd niet met uw problemen lastig te vallen: ik heb nog 13 moorden, 21 verdwenen weesmeisjes en 2 bespiedingen van overspel af te handelen, waarvan vooral het laatste mij zorgen baart wegens een mankement aan mijn periskoop.
p.s. Boodschap aan Jansen. Je kunt gaan. De schoensmeer ligt op de keukentafel.
Carola Kloos
Op het scherpzinnige maar wel sterk filologisch gerichte commentaar van Carola Kloos wil ik proberen een op de semantiek toegespitst antwoord te geven. Ik doe dit in de volgende punten.
1. Wanneer ik de zin ‘Hij loog niet maar dat verplichtte hem nergens toe’ los van het geschrapte vervolg, dus geïsoleerd bekijk, zoals die nu in de Academie-uitgave staat, dan valt mij op dat wat ik lees eigenlijk wartaal is. Iets slechts (liegen) dat je nalaat te doen verplicht je vanzelfsprekend nergens toe. Versterk het eerste zinsdeel maar eens: ‘Hij roofde, moordde, verkrachtte niet maar dat verplichtte hem nergens toe…’ – Nee na-
tuurlijk niet. Herzen heeft hier door zijn schrappingen en wijzigingen zijn oorspronkelijke zin eigenlijk behoorlijk verknoeid. En wanneer Carola Kloos over de gekortwiekte zin zegt: ‘Misschien is de indringendheid ervan zelfs wel groter zónder de toevoeging dat het om een belangrijk punt gaat’ kan ik het daar niet mee eens zijn: wat in de academische editie is overgebleven doet aan als een aanloop tot iets maar dat zonder het vervolg van het tweede ‘Hij loog niet…’ onzin is.
2. Hij loog niet (on nje lgal) betekent hier niet: ‘Hij jokte niet’, ‘hij spelde je niet wat op de mouw’ maar eerder ‘hij veinsde niet’, ‘hij was echt revolutionair gezind en stelde zich niet aan’.
3. Het Russisch kent twee woorden voor ‘waarheid’: istina, d.i. waarheid in de zin van werkelijkheid, echtheid, het wezenlijke van de zaak en pravda, d.i. waarheid meer in zedelijke zin, waarachtigheid, gerechtigheid. Staat er in het Russische origineel dus: ‘Hij loog niet maar zijn waarheid (jego istina) kostte hem niets’, dan betekent dit: ‘Hij veinsde niet, zijn revolutionair-zijn was echt, alleen moest je niet van hem verlangen dat hij er een offer voor zou brengen.’
4. Ik had in mijn Russische Notitie mijn best gedaan uit te leggen wat Herzen met ‘zijn waarheid’ heeft bedoeld – waarheid dus in de zin van zijn echtheid, zijn werkelijkheid, wat in concreto dus wil zeggen: Herweghs revolutionaire liederen en gedichten, zijn Badense campagne, zijn avonturen (zolang iemand anders de kosten betaalde), maar dit is kennelijk niet aangeslagen. Carola Kloos ziet in ‘zijn waarheid’ alleen een ‘dewaarheid-spreken’, dus een ‘niet-jokken’. Maar in de doorgeschrapte zin duidt Herzen zijn vroegere vriend Herwegh feitelijk al aan als het type van de westerse revolutionair die op andermans kosten de held wilde uithangen, vandaar het belang van mijn verwijzing naar de Horace-passage.
Want waar het om gaat is dit: ten eerste is er het positieve beeld van de Westeuropese revolutionair dat de in 1847 westers gezinde Rus Alexander Herzen in dat jaar uit Rusland had meegenomen naar Frankrijk en Italië; ten tweede: zijn immense teleurstelling toen hij in 1848 ontdekte dat die revolutionaire held van het Westen er een was die met een All risks-verzekering in zijn zak rondliep; en ten derde gaat het dan om de crisis in Herzens persoonlijke leven: de liefde van zijn vrouw voor de man die in 1849-1850 op een koopje revolutionair, vriend en minnaar had willen zijn.
5. Dit alles staat immers in de geschrapte tussenzin: ‘Ik blijf hier expres bij stilstaan, anders is het immers onmogelijk de innerlijke zin van het hele drama te begrijpen.’ Wat bedoelde Herzen met ‘het hele drama’? Carola Kloos staat bij deze vraag niet stil. Maar uit de context blijkt duidelijk, niet alleen waaruit het drama bestond, maar ook de diepte ervan. In de figuur van Herwegh was Herzens hoop vervlogen dat uit het Westen een revolutie zou kunnen komen die ook Rusland zou bereiken en daar tot omverwerping van het verfoeide tsarenregime zou leiden; in de figuur van Herwegh was Herzens illusie gebroken dat een vriend niet tegelijk een verrader kon zijn. Het mysterie van de schrapping blijft dus bestaan, wordt bij het verder nadenken alleen nog groter en laat zich niet oplossen door faciele vergelijkingen binnen het kader van een formele filologie.
6. Carola Kloos vindt mijn vermoeden (meer was het niet) dat Herzen zijn zin had geschrapt omdat hij het thema elders in wijder verband wilde uitwerken – niet plausibel. Toch heeft Herzen in zijn memoires meer dan eens korte of langere passages geschrapt onder het motief dat hij ze elders wilde gebruiken, om er dan later met een spijtbetuiging op terug te komen. Om een voorbeeld te noemen: in hoofdstuk 51 van Feiten en gedachten (te verschijnen in 1986 in deel iv van de Nederlandse vertaling) zegt hij in verband met Mazzini: ‘Ik heb er verkeerd aan gedaan dat ik in het gedrukte fragment een aantal bladzijden over Mazzini heb weggelaten, daardoor is zijn markante figuur niet zo goed tot zijn recht gekomen…’ Dus ook hier weer een voorbeeld van Herzens ‘schraplust’ en ‘hersteldwang’. Zo inplausibel als Carola Kloos het voorstelt is de zaak dus niet. Toegegeven, ik heb mijn vermoeden, mijn ‘hypothese’ gebruikt als literaire kunstgreep om verband te kunnen leggen tussen de persoon van Herwegh en Herzens portret van de Horace-figuur uit de roman van George Sand, om in mijn Russische Notitie een aanschouwelijk beeld te kunnen geven van Herzens oordeel over Herwegh, doorgetrokken tot de fictieve Horace, dat is, doorgetrokken tot het in Herzens ogen jammerlijke beeld van de Westeuropese ‘revolutionair’. Maar niet had ik vermoed dat een filologe mij met het tellen van ‘trefwoorden’ zou weerspreken. Alsof het om trefwoorden ging!
7. Voor de Moskouse uitgave van de Academie van Wetenschappen is voor deel x (1956) dat het ‘familiedrama’ bevat het Amsterdamse handschriftexemplaar niet geconsulteerd. Dit blijkt onomstotelijk uit de uitvoerige commentaren in de annotatie bij dat deel. Daarin is wel sprake
van een ‘Afschrift A’ dat voor de Moskouse editie is gebruikt. Maar waar dit ‘afschrift A’ precies vandaan komt wordt niet duidelijk gemaakt. In ieder geval is het zeker dat het Amsterdamse origineel van Herzens Een familiedrama vóór mij nooit door iemand anders is geraadpleegd. Dit blijkt onder meer uit een aantal andere belangrijke stilistische en semantische verschillen tussen dit origineel en de Academie-editie, verschillen die ik in het voorwoord en de annotatie bij mijn Nederlandse vertaling van deel iii heb gesignaleerd en verklaard. In dit opzicht geeft de Nederlandse uitgave de enige wetenschappelijk geverifieerde tekst, immers, ook de bekende Engelse en Duitse vertalingen volgen de Russische gedrukte versies, óf die van Lemke, óf die van de Academie.
8. Het exemplaar dat Lemke voor zijn editie van Het familiedrama in 1919 gebruikte was een copie die hij in 1912 van Herzens dochter Natalie ontving, dus 42 jaar na Herzens dood. Het origineel van Een familiedrama in Herzens handschrift werd in 1937 samen met andere archivalia, o.a. brieven van V. Hugo, Proudhon, Louis Blanc, Mazzini, Garibaldi, Carlyle, door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam gekocht van een kleinzoon van de auteur, Vladimir Herzen, voor een totaal bedrag van driehonderd zesenzestig gulden en 75 cent.
9. De door mij genoemde L. Ginzburg is geen man maar de bekende letterkundige Lidija Ginzburg.
Het zwakke punt bij Carola Kloos is, geloof ik, dat zij de ‘betekenissen van het tussenliggende’ niet heeft gepeild; zij heeft de signalen niet gezien, de ‘Chiffren’ niet gelezen. En alleen die maken het toch mogelijk het een met het ander te verbinden, te combineren en mysteries te ontraadselen. Als detective doet Carola Kloos er misschien inderdaad verstandig aan zich te beperken tot het opsporen van verdwenen weesmeisjes. Die komen immers, zelfs als ze verdronken zijn, vanzelf wel boven water.
9.4.1985
Charles B. Timmer