[p. 911]
Marko Fondse
Gedicht
Gebruiksaanwijzing voor het heelal
voor Martin Mooij
De nacht is voor het ongedierte
zei mijn moeder als ze mij
– een soms weerspannig kind –
bij donker binnenhaalde
aan een oor.
Hoe kwam een vrouw zo nuchter
aan een maanziek kind?
Want háár komst
was mij, peinzende,
zoet.
Nacht, zichtbaarmaakster
van het universum,
laten wij het zwerk tot
rechthoeken verknippen
en die projecteren op
muziekpapier.
Wie weet ontstaat zo wel
een partituur van de
muziek der sferen,
een kosmische Scarlatti.
Tinkel, tinkel, kleine
ster!
[p. 912]
En jij maan?
Had jij niet iets met
bigotte Yanken
en de goddeloze
Rus?
Jóu kaalscheren gaat niet.
Dus
kom maar op, zus!
Laat jij je gebruiken?
Dat doen we dan ook. Als
gonnng!
Rotterdam, 27 juni 1985