[p. 371]
Lenze L. Bouwers
Gedicht
rondeel
in adamskostuum word ik doorgelicht,
de dikke darm met kronkelweg in beeld:
riviertje stroomt van bron tot zee met zicht
op binnendijkse groei, de vloeistof streelt
de wanden die beschadigd zijn en dicht-
bij keurt de kenner, vonnist het gericht:
in adamskostuum word ik doorgelicht;
een foetusvorm verraadt een laag als eelt
van iemand die veel grondwerk heeft verricht,
een extra foto schetst gedetailleerd
de grote chaos die werd aangericht,
het zwijgen heeft het kernwoord genoteerd:
in adamskostuum word ik doorgelicht
[p. 372]
rondeel
ik stotter tegen ‘t antwoordapparaat
in twee formele zinnen na de start:
ik weet mij met mijn goedbedoelde raad
geen raad; wie hoort hier adem of een hart;
een concentratiekamp dat morgen haat;
isoleercel; een onbegonnen daad;
ik stotter tegen ‘t antwoordapparaat,
raak met de band die loopt steeds meer verward,
ga schreeuwen, roepen, geen verwantschap baat,
sláán dan, zo’n kale kop is bikkelhard,
de ogen zijn als ballen op ‘t biljart,
terwijl je nog geen meter van me staat –
ik stotter tegen ‘t antwoordapparaat