[p. 637]
Lenze L. Bouwers
Dyslexie
Het zit in de familie. Vraag niet: spel
je doopnamen, lees heel snel lariekoek.
Iets in m’n hersenen meldt wazig fel:
hoe onderscheid ik zuiver volk van vloek?
Vroeg struikelde ik in m’n woordenboek;
dan trok men mij rechtop aan een oorlel.
Ik schreef geheimtekens met haal en hoek
en trok als eerste aan de beel (of bel?).
Natuurlijk ben ik zo dichter geworden
die agressief zoekt naar verwante woorden,
die intuïtief kiest de stem van bloed
en blozen, want geen klankkleur van wie hoort te
zingen verbleekt als een vale verdorde.
Spel langzaam: liefde is voor lezen goed.
[p. 638]
Genade
Handen omhoog. Alles wordt tot gedicht.
Ik geef me over aan de overmacht
van mijn bestaan. Richt niet op m’n gezicht,
gun hart en slagaders toch hun klopjacht.
Handen neer. Het potlood beweegt zo licht
als een ganzeveer met hardheidsgraad zacht,
ivoorkleur, gelukstelegrambericht
met vogels, bloemen, een schepping die lacht.
Keer je om en weet het ijzer, je rug
voelt vlijmscherp aan de droge klik van klinken;
één foute handeling, en ‘t is gedaan.
Kom klanken, verootmoedig niet zo stug,
de dichter blijft geraakt niet altijd hinken,
op de knieën kun je met woorden staan.