Willem Jan Otten
Beknopte beschrijving van Eschatopolis
In Eschatopolis konden ze zoveel opmaken uit je genen, dat je sterfdag voorspelbaar was geworden. Wind en weder dienende, natuurlijk: echte ongelukken bleven onvoorspelbaar, als ook oorlogen en zelfmoorden.
Op je achttiende kon je ‘je dagen laten tellen’. Een computer deelde je vervolgens je sterfdatum mee. Die klopte, met een marge van enkele maanden. Hoe vroeger je was uitgerekend, des te nauwkeuriger was de raming.
Iedereen in Eschatopolis begon zijn volwassenheid dus met een geheim. De meeste inwoners onthulden hun sterfdatum alleen aan intimi. Tenzij ze laat waren uitgerekend. Sterven na je zeventigste, daar kon je mee voor de dag komen zonder je omgeving al te zeer te bezwaren. Deze ‘verre stervers’ werden overigens zwijgzamer naarmate de tijd verstreek. Meelijwekkend waren de pogingen van velen om rond hun vijftigste van vriendenkring te veranderen, in de hoop te verkeren tussen mensen die ‘het’ nog niet van hen wisten. Povere vriendschappen leken dat te zijn, van mensen die van elkaar wisten dat ze verzwegen, en zelfs al evenzeer verzwegen.
De afzienbare stervers, zij die hun dagen letterlijk konden tellen, waren soms wonderbaarlijk loslippig. Zij hadden een speciale marktwaarde. Jong zijn, en afzienbaar, dat maakte je begeerlijk in de ogen van hen die geen behoefte hadden aan trouwbeloftes. De leefwijze van de afzienbaren kon zo opwindend en intens zijn dat sommige mensen, die alle tijd van de wereld hadden, deden alsof ook hun einde nakend was. Klassiek was de film over twee achttienjarigen die elkaar hartstochtelijk hadden wijsgemaakt dat ze allebei precies nog zes maanden hadden, terwijl ze ieder van zich zelf wisten dat ze vier of vijf en tachtig zouden worden. Toen het halve jaar bijna verstreken was namen de geliefden smartelijk afscheid van elkaar, deels uit verdriet over de dood van de ander, deels uit angst om door de mand te vallen. Ze emigreerden, ieder naar een eigen continent. Zestig jaar later kwamen ze elkaar tegen, onder de kastanje op het dorpsplein waar het allemaal begonnen was – twee schimmen uit eikaars Hades -uiteraard precies een halfjaar voor hun berekende dood.
De mensen putten troost uit symmetrie, ook in Eschatopolis, en dus
neigde men er naar om, zoals dat heette, ‘gelijkgestorven te huwen’. Een pasbegonnen verhouding kende, behalve de spanning van de eerste aanraking, vooral die van de uitwisseling van data. In literatuur en film was dit ogenblik een ware toop geworden, even geladen en veelvuldig verbeeld als in onze cultuur de eerste kus.
‘Wilje weten hoe oud ik word?’
‘-’
‘Raad ‘s?’
‘-’
‘Probeer dan, of durf je niet?’
‘-’
‘Hou je dan niet van me?’
(omarming)
‘Nou. Raad ‘s?’
Niet zelden werd er schande gesproken van vrouwen die trouwden met afzienbare mannen. Vreemd genoeg vond men dat verwerpelijker dan het verlangen van onafzienbaarder mannen naar afzienbare vrouwen. Wanneer een verbintenis volslagen onbegrijpelijk was, bijvoorbeeld omdat iedereen de man puissant onaantrekkelijk vond, dan fluisterde men: ‘ze valt op zijn datum’. Een veel voorkomend verschijnsel was dat van de ‘congruenten’, paren die elkaar niet zozeer hadden uitgekozen op grond van leeftijd, maar op die van het (gelijke) aantal getelde dagen. Het spreekt vanzelf dat het besluit tot het maken van kinderen in hoge mate bepaald werd door het getal ‘achttien’: wie minder jaren te gaan had werd er al snel posthuum op aangekeken dat hij tot verwekking was overgegaan.
Het duurde een generatie vóór het ten volle begon door te dringen hoe belangrijk het was om je datum zo geheim mogelijk te houden. Speciaal mensen die macht wilden vergaren, en die toch afzienbaar waren, hadden belang bij een air van onafzienbaarheid. Interessant is de affaire van één van de minister-presidenten, die moest aftreden nadat er een vermoorde call-girl was aangetroffen in het Ritz-hotel. In haar nachtkastje had zich een bandje bevonden waarop de stem van de minister-president op intieme toon fluisterde dat hij nog één jaar had te gaan, een jaar minder dan zijn ambtstermijn. Niet alleen de leugen, maar vooral het feit dat hij chantabel was deed hem de das om. En zelfs wanneer het hem gelukt zou zijn om zijn geheim te bewaren, dan nog zou het nageslacht zijn nagedachtenis besmeurd hebben. Weinig werd een vooraanstaande dode zozeer kwalijk genomen als gestorven zijn voor het zijn tijd was op grond van de verwachtingen die hij had verwekt. Sinds de affaire met de call-girl is het gewoonte geworden om aan verantwoordelijke personen een sterfdatum-
verklaring te vragen – een verklaring die overigens niet wettelijk verplicht is.
De situatie was dubbelzinnig. Het recht op verzwijgen groeide uit tot een van de belangrijkste grondrechten van Eschatopolis. Toch had iedereen het gevoel dat alle sterfdata in de genencomputer opgeslagen waren, ondanks het feit dat de grondwet verordonneerde dat ieders sterfdatum maar één keer bekend gemaakt kon worden, en dan nog alleen aan de sterver zelf. De zekerheid dat de genencomputer eens de datum had medegedeeld, maakte het de inwoners moeilijk om, ergens in hun achterhoofd, niet te geloven dat er een Brein was, een Geheugen, dat precies die kennis bezat die iedere afzonderlijke inwoner als enige meende te bezitten. Zo zit, geloof ik, het menselijke bewustzijn in elkaar: het kan domweg niet aannemen dat het als enige iets weet. Speciaal niet als het om een feit gaat, om een emotieloos reeksje cijfers. Altijd postuleert het bewustzijn een Weten, een brein dat dwars door je heen ziet. Zo groeide de bron van de kennis, de computer, uit tot het Huiveringwekkende, juist omdat het met alle waarborgen omgeven was, en voor iedereen, voor zover was na te gaan, ontoegankelijk. Zolang het brein zweeg werden de inwoners gesterkt in hun zwijgen, of althans: trachtten zij meester te zijn over hun geheim.
De dichters en de wijsgeren trachtten een wereldbeeld te grondvesten op het zwijgen, met als kwintessens: het leven heeft zin voorzover je je sterven verzwijgt. De roman Het verhoor (in een vroegere versie De biecht geheten) werd beschouwd als het begin van dit ‘silentïïsme’. Er wordt een hoofdpersoon in verhoord en gemarteld opdat hij zijn datum zal openbaren. Op het moment dat hij, gebroken, vernederd, ontmenselijkt, zijn datum prijsgeeft, sterft hij, ‘met zijn datum op zijn lippen’.
Die datum is dezelfde als die waarop hij sterft. Overigens zijn niet de martelscènes het gruwelijkst aan het boek, maar, volgens veel essayisten, vooral de pagina’s waarop duidelijk word dat de ondervrager geen echt belang heeft bij kennis van de datum. Uiteindelijk gaat Het verhoor over het blinde, verwoestende verlangen om het verzwijgen te verbreken. Of ook anders: over ons onvermogen om andermans bewustzijn intakt te laten. ‘Er is geen schelp zo gesloten of wij breken hem wel’.
Min of meer gelijktijdig met het Silentiïsme ontstond Recht op Onschuld, een jongerenbeweging die zei dat het ‘t beste was om je genenonderzoek niet te laten verrichten. Grondgedachte van deze beweging was dat de menselijke geest nooit ‘bedoeld’ kon zijn voor zulke kennis. Gepleit werd voor de Nieuwe Onnozelheid. Overigens was aan iemand niet te zien dat hij zijn einde niet kende – zelfs niet aan de twintigjarige leider van de Onnozelen. Op een of andere manier was het moeilijk te geloven dat zijn onwetendheid echt was – hij praatte vrij en onbevangen als iemand die tot
de zeer onafzienbaren behoorde. Van hem is het maxime ‘Kennis is dood’, Hij en de zijnen waren de mening toegedaan dat het leven minder leefbaar is naarmate je het einde er van beter kende. In een autobiografische notitie beschrijft hij hoe zijn ouders elkaar het leven zuur maakten door met sterfdatumverraad te dreigen. ‘En toen ik acht werd, was het zo ver. Mijn moeder siste mij de datum van mijn vader in. Hij was juist dronken thuis gekomen. Het was alsof hij door mijn moeder werd doodverklaard.’
Naderhand radicaliseerde de Onschuldbeweging, onder andere door te pleiten voor de afschaffing van nóg een vorm van kennis: die van de dood in het algemeen. Waarom de inwoners van Eschatopolis überhaupt nog vertellen dat het leven eindig is? Wat is de zin van het onvermijdelijke?
Punt is misschien dat we het onvermijdelijke daarom het onvermijdelijke noemen omdat het tegen iedere zingeving indruist, anders noemden we het wel het Juiste, het Nuttige of het Goede. De inwoners van Eschatopolis ontpopten zich mettertijd tot de oorlogszuchtigste mensenkinderen. De onwrikbaarheid van hun datum deed hen tijdens de ‘getelde dagen’ (zo werd de periode voorafgaand aan de laatste dag genoemd) steeds heviger verlangen naar een natuurlijke dood. (De uitgerekende dood werd in groeiende mate ervaren als onnatuurlijk.)
Er ontstond een spontane cultus van het Toeval. Plotseling sterven, liefst vóór je begonnen was aan de laatste voorbereidingen en de inmiddels streng geritualiseerde afscheidssessies, dat leek vrijwel iedereen verkieslijk boven het lijdzaam beiden van de laatste maanden. Tegelijkertijd werd de periode van de getelde dagen steeds langer, volgens sommige eschatologen langer dan vijfjaar, en volgens een enkeling zelfs levenslang. Steeds vroeger viel het tijdstip waarop het snakken naar een toevallige, onberekende dood werd gevoeld. Steeds meer mensen verkozen het heroïsche boven het voorspelde, en gingen in dienst. Jezelf storten in een gewapende dood leek zinvoller dan wachten. En wie weet is ons onvermogen om te wachten, om uren af te tellen, het verstrijken van de tijd te erkennen, wel de oorzaak van alle ellende. Er ontstond in ieder geval een reusachtig leger van soldaten – mannen en vrouwen die niets te verliezen hadden, en die onverslaanbaar bleken te zijn.
Toen de eschatocratie de wereld had veroverd bleef er maar één staatsvorm mogelijk: een regiem van willekeur. Men organiseerde zich tot een samenleving waarin iedere ochtend loten werden getrokken, waarna de gelukkigen ogenblikkelijk werden geëxecuteerd. We moeten niet zelf de bewaarders zijn van ons geheim. Daar hebben we instanties voor nodig.