[Onverzonden brief]
Amsterdam, maart 1990
Beste Sam,
Ik kan me levendig voorstellen (alhoewel dit voor een dode misschien een wat vreemde uitspraak is) hoe je geschrokken moet zijn toen je, nog niet zo lang geleden, hierboven kwam.
Het is dus tóch waar. De hemel bestaat! Ja Sam, we hebben ons allemaal schromelijk vergist. De hemel bestaat en zij lijkt op de aarde als de achterkant van de maan op haar voorkant.
Omdat iedereen hier bij aankomst met stomheid geslagen wordt (en ook om een aantal andere redenen) schrijf ik je deze brief. Misschien om je deze eerste dagen in je nieuwe bestaan wat op te beuren. Misschien om je wat goede raad te geven. Misschien om mezelf bezig te houden (de hele dag kaarten met Harry Langdon en Laurel en Hardy gaat op den duur ook vervelen).
Ik voelde mij hier bij aankomst meteen thuis. Ik mocht weer volop roken en drinken; dood was ik tenslotte toch al. En niemand sprak. Niemand kan dat meer hier. Het was alsof ik weer in de wereld van de zwijgende film was opgenomen, die ik tot mijn spijt in 1929 vaarwel had moeten zeggen.
Mijn films zijn hier dan ook zeer populair, vooral The General en Sherlock jr. waarvan men hier uitstekende copieën heeft. Zelf bekijk ik ze als films van iemand die sprekend op mij lijkt. Laatst was er nog een geheel aan mij gewijd festival. Het beste dat ik ooit heb gemaakt. Geen toespraken, geen interviews. Alleen maar lachende gezichten. Maar ik dwaal af.
Al heb ik mij dan nooit als een kunstenaar beschouwd, ik ben wel trots op de gags en de grappen die ik bedacht heb en die ik hier te pas en te onpas demonstreer.
Een van de redenen voor het schrijven van deze brief bestaat uit een waarschuwing. Ik wil je waarschuwen voor een groep mensen die hier een aparte caste vormt en die op het eerste gezicht niet meteen herkenbaar is; de doofstommen.
Weliswaar raakt iedereen bij aankomst met stomheid geslagen, dat wil
nog niet zeggen dat men onmiddellijk de regels van het zwijgen onder de knie heeft. De eerste maanden dat men hier is, kan men nog niet vermijden tijdens het denken de lippen te bewegen. De doofstommen zijn er dan als de kippen bij om de woorden van je lippen te lezen en op te schrijven in grote cahiers, die zij bewaren in een enorme bibliotheek.
De informatie die daar over ons wordt verzameld wordt op alle mogelijke manieren tegen ons gebruikt. De partij van de stilte is de enig toegestane partij en de doofstommen fungeren als haar geheime politie.
Een club cinefielen, geheel bestaande uit doofstommen, is bezig aan een grootscheeps project, namelijk het op schrift stellen van alles wat acteurs in stomme films tegen elkaar zeggen. In hun maandblad Silent Screen is nog niet zo lang geleden een artikel verschenen waarin mij verweten wordt allerlei grove uitlatingen aan het adres van mijn medespelers en -speelsters gedaan te hebben. Ik zal je de voorbeelden besparen, maar ik voel mij diep beledigd.
Die belediging kwam des te harder aan omdat (zoals je zelf al wel gemerkt zult hebben) je bewuste herinnering – of wat daar nog van over was ten tijde van je overlijden – hier vervangen is door alles wat je op aarde was vergeten. Alleen Alzheimer patiënten zijn met deze regeling tevreden. Je moet ze zien rondsjouwen met hun fotoalbums, hun memoires, hun dagboeken!
In het begin kun je hierdoor behoorlijk in de war raken. Zo had ik geen flauw idee hoe mijn vrouw heette of hoe ze eruit zag, maar herinner ik mij een meisje dat ik in 1932 op een party in Denver heb ontmoet zo goed dat ik mijn oude botten bij elkaar gegrabbeld heb en een advertentie heb geplaatst in de hoop dat Eileen mij tijdens haar leven net zo hard vergeten was als ik haar.
Ik weet niet hoeveel jij aan het eind van je leven vergeten was, maar ik kan me, gezien een paar opmerkingen die je wel eens tegen mij hebt gemaakt, nauwelijks voorstellen dat je bijzonder verheugd zult zijn met je ‘nieuwe herinneringen’. Toen je net overleden was heb ik een groot aantal stukken over je gelezen waarin gesproken werd over ‘taal op de rand van het zwijgen’, ‘teksten waarin nog maar een paar herinneringen doorklinken’ en meer van dat fraais.
Ook werd er in die stukken hier en daar gerefereerd aan die film waarin ik de hoofdrol heb gespeeld, Film, uit 1964.
Ik denk dat jij hem vergeten bent, maar mij staat hij nu zo glashelder voor ogen dat ik hem niet meer uit mijn denken kan bannen.
Toen de opnames werden gemaakt begreep ik er eerlijk gezegd niets van. Dat ik met een lap voor mijn kop moest lopen vond ik om te beginnen geen slimme zet. Die kop van me, wat je er ook van zeggen kan, is mijn hele leven mijn handelsmerk geweest. Ik lachte nooit. Logisch, ik heb nooit iets leuks gevonden. Nu ik mijn eigen films van vroeger (de stomme dan) regelmatig terugzie, begrijp ik wat je bedoelde met het motto van je film, ‘esse est percipi’, en wat je moet hebben bewogen mij voor die rol te vragen.
In die schildpadogen van mij (vroeger herteogen) staat het duidelijk te lezen. Ik word gezien. Daarom besta ik. Daaruit bestond mijn beroep. In die film van jou gaat alles nog een beslissende stap verder (zoals in al je werk als ik de kranten mag geloven). In de film dek ik een papegaai in een kooi en een goudvis in een vissenkom met lappen af; ik hang doeken voor ramen en spiegels, ik vernietig de foto’s van mijn verleden, maar wat ik niet vernietigen kan is de reden van mijn bestaan daar op dat witte doek; de kamera.
Ik heb me de laatste tijd vaak afgevraagd wat de slotbeelden van Film te betekenen hebben. Ik kijk, met die lap voor mijn ene oog, vol afgrijzen recht in de lens en sla dan vervolgens mijn handen voor mijn gezicht. Toen de film werd gemaakt vond ik dat nogal een vreemd einde en ook een wat onhoffelijk gebaar tegenover het apparaat dat mij tenslotte beroemd heeft gemaakt. Maar nu, nu ik hier zit, heb ik het denk ik begrepen. Wat ik daar vol afgrijzen bekijk is niet de camera, maar de beelden in mijn eigen hoofd. Aan die beelden is geen ontkomen, ook hier niet, al zijn het nu beelden uit een verleden dat ik daar beneden vergeten was. (Ik vraag mij af hoe de herinnering hier in de hemel werkt. Zal er een moment komen waarop ik mij mijn oude aardse leven weer zal herinneren en dit leven vergeten zal zijn. En zo ad infinitum.)
Ik herinner mij – waarschijnlijk luisterde ik toen niet – hoe je na een opnamedag, ergens in een restaurant in Greenwich Village, antwoord gaf op een vraag van iemand aan tafel. Het komische zei je, dat is dat zovelen na hun kindertijd niet onmiddellijk besluiten zelfmoord te plegen maar gewoon hun tijd uitdienen.
Ja, het zal wel even wennen zijn voor je omdat tijd hier niet bestaat.
Ik laat mij zo nu en dan nog wel eens van het dak vallen uit heimwee naar de oude routine. Soms duurt het dagen voor ik beneden ben, soms ben ik er meteen, maar het risico, de spanning, zijn er met het verdwijnen van de tijd een beetje uitgeraakt.
Deze foto vond ik nog tussen mijn papieren. Ik herinner me niet waar we het over hadden. Jij moet net iets gezegd hebben en het is duidelijk aan mijn gezicht te zien: ik heb geen flauw benul waar je het over hebt.
Enfin, welkom in de zwijgende wereld die nu onze enige toeverlaat is.
Je
Buster Keaton
(vertaling: J. Bernlef)